18098 |
geelzucht |
geel verf:
giəl verf (P177p Zepperen)
|
de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
21586 |
geen ... waard |
geen cent waard:
genə sänt wjāt (P177p Zepperen),
geen klits waard:
ginne klits jiaot (P177p Zepperen)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
19280 |
geen rust hebben |
geen blijvende plak hebben:
cf. WNT s.v. "plak (III)"= plek
he hät gin blijvende plak (P177p Zepperen)
|
hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)]
III-1-4
|
32746 |
geerakker |
kortvoren:
kǫt˲vǫu̯rǝ (P177p Zepperen)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gaope (P177p Zepperen),
goappe (P177p Zepperen)
|
geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
20692 |
gehakt |
gekapt vlees:
gekap vlees (P177p Zepperen)
|
gehakt vlees [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
33448 |
gehalveerde poortvleugel |
halfdeur:
halǝf˱døǝr (P177p Zepperen),
halve poort/halfpoort:
halǝf puǝt, halǝfpuǝt (P177p Zepperen)
|
Een poortvleugel die horizontaal in tweeën verdeeld is. Om niet telkens de hele poortvleugel te moeten openen is een van de poortvleugels vaak nog eens horizontaal verdeeld. De beide delen worden apart gesloten. Een dergelijke poortvleugel is vooral bij stallen in gebruik. Als het onderste deel gesloten is om aan vee de doorgang te beletten, kan het bovenste deel geopend zijn om licht en lucht binnen te laten. Zie ook het lemma "niet gehalveerde poortvleugel" (4.1.6). De varianten van het woordtype halfdeur kunnen ook als woordgroep worden gelezen: halve deur. Zie ook afbeelding 18.d en e bij het lemma "poort" (4.1.1) en de foto bij het lemma "horizontale draaibare sluitbalk van een poort" (4.1.16). [add. uit: N 4A, 37b, 37c, 42c en 42d]
I-6
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehiemelte (P177p Zepperen)
|
het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
27539 |
geit |
geit:
gęi̯ǝ.t (P177p Zepperen)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
krohaoər (P177p Zepperen)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|