24710 |
hars |
hars:
hars (P177p Zepperen)
|
hars [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
hat (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
hart [RND] || Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a]
I-11, III-1-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
hatte öwes (P177p Zepperen),
hatte öəs (P177p Zepperen),
hatten (P177p Zepperen)
|
Harten: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
21458 |
haten |
haten:
haete (P177p Zepperen),
haote (P177p Zepperen)
|
Haten. [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hǭ.vǝr (P177p Zepperen)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33070 |
haverhok |
opper:
ǫpǝr (P177p Zepperen),
stuik:
stuik (P177p Zepperen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kī.s (P177p Zepperen),
[haver]kīǝs (P177p Zepperen)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
24480 |
hazelaar |
hazenotenboom:
haozenuuteboəm (P177p Zepperen),
hazenotenstruik:
haezeneutestroek (P177p Zepperen)
|
hazelstruik [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
haezeneut (P177p Zepperen),
haozenuit (P177p Zepperen)
|
hazelnoot [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
21285 |
heer |
heer:
hi.ər (P177p Zepperen)
|
heer [RND]
III-3-1
|