20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
joenk (P177p Zepperen),
jôenk (P177p Zepperen)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
pieper:
peipər (P177p Zepperen),
vlug:
vløch (P177p Zepperen)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dy.vəlshuər (P177p Zepperen),
stoppelen:
stòpələ (P177p Zepperen)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
juŋk (P177p Zepperen)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
jūŋk (P177p Zepperen)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
kurre:
kørǝ (P177p Zepperen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
juŋ gās (P177p Zepperen)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (P177p Zepperen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
cf. WNT s.v. "jong (II) - jonk"3. kind of jeugdig persoon van het mannelijk geslacht
jonk (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
33341 |
jongste knecht, manusje van alles |
knechtje:
knɛxskǝ (P177p Zepperen)
|
Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.]
I-6
|