e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

Gevonden: 3499
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halen halen: hale (Zolder), ha͂le (Zolder) halen: Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-1-2
halen en betalen afhalen: ps. omgespeld volgens Frings.  āfha͂lə (Zolder) Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1
half- of stiefbroer halfbroer: en ha.lefbrūūr (Zolder), stiefbroer: stiefbroer (Zolder) De zoon van de tweede man of vrouw van je vader of moeder (stiefbroer) [N 115 (2003)] III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: en ha.lefzùster (Zolder), stiefzuster: stiefzuster (Zolder) De dochter van de tweede man of vrouw van je vader of moeder (stiefzuster) [N 115 (2003)] III-2-2
halfhout platte beel: platǝ bēl (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg]) Halfrond stuk hout dat voor verschillende doeleinden, bijvoorbeeld als kap of als bekleding, kan dienen. Het gebruik is afhankelijk van de dikte van het gezaagde hout. [N 95, 330; monogr.; Vwo 353; Vwo 354; Vwo 605; Vwo 606] II-5
halfsteile pijler schuine taille: sxø̜jnǝn tęj (Zolder  [(Zolder)]   [Emma]) Pijler met een hellingspercentage tussen 20 en 35 graden. Volgens de invuller uit Q 15 kende men op de mijn Maurits uitsluitend hellende pijlers, omdat daar alle lagen een bepaalde helling hadden. [N 95, 285] II-5
halm, stengel van de graanplant spier: spī.r (Zolder) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
halsdoek foulard: ƒ˙eār (Zolder  [(Zolder)]   [Eisden]) Het vierkant stuk stof dat de mijnwerkers als beschermmiddel tegen stof voor de mond of in de hals dragen. [N 95, 65; monogr.; Vwo 326; Vwo 868] II-5
halsgat hals: ha.ls (Zolder), halsuitsnijding: halsuitsnijding (Zolder) Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97] II-7
halsketting ketting: n go kitting (Zolder) Een gouden ketting [ketting, kettel, snoer] [N 114 (2002)] III-1-3