e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kikkerdril kwakvorsendrek: kwakvoͅrsəndrɛk (Zolder) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)drek, gedrek: kwakvoͅrsəndrɛk (Zolder) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkervisje dikkop: deͅkop (Zolder) kikkervisje [ZND 34 (1940)] III-4-2
kinderfluitje fluit: fleu.t (Zolder), korenpijpje: koo.repèè.pke (Zolder), muziekje: mezîe.kske (Zolder) Fluit (blaasinstrument). || Halmfluitje: soort groene korenhalm, als fluitje gebruikt. || Muziekinstrumentje als mondmuziek, fluitje. III-3-2
kinderhemd kinderhemdje: kinnerhummeke (Zolder) Kinderondergoed, kinderhemd [N 114 (2002)] III-1-3
kinds ijl van kop: geheugen  eil vá kóp (Zolder), kinds: kinds (Zolder), kins (Zolder), simpel: su.mpel (Zolder), vluchtig: vluchtich (Zolder) door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 115 (2003)] III-2-2
kinketting kinsketting: kenskęteŋ (Zolder) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinnebak kinnebak: kinnebak (Zolder), kinnebák (Zolder) Een kinnebak: kaakbeenderen (kinnebak, kinnebakkes, geschaar) [N 106 (2001)] III-1-1
kippen hennen: he.nǝ (Zolder), hęnǝ (Zolder), kieken: kekǝ (Zolder), tieten: titǝ (Zolder) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kippen -kinderwoord tietjes: titǝkǝs (Zolder) [N 19, 38; monogr.] I-12