e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maretak maretak: -  maretak (Zolder), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 155 en van ZND15, 011  marentak (Zolder) maretak [DC 46 (1971)], [ZND 01 (1922)] III-4-3
maria-hemelvaart halfoogst: half oegst (Zolder), halvoest (Zolder) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-3
markt markt: in het midden van de mert (Zolder), int midə vandə mērt (Zolder), mɛrt (Zolder) In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)] || markt [RND] III-3-1
marmer marbel: marbel (Zolder, ... ), marmer: mɛrmər (Zolder, ... ) marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] III-4-4
masker mombakkes: mómbákkes (Zolder) Mombakkes, carnavalmasker. III-3-2
masteluin mengeling: miŋǝlǝn (Zolder) Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26] I-4
masturberen (-) aftrekken: (zich) aaftrèkke (Zolder), aftrekken: (zich) aaftrèkke (Zolder), be zijn charles spelen: be zène zjaa.rel spee.le (Zolder, ... ), zijn charles sleuren: zène sjaarel sleure (Zolder, ... ) onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)] III-2-2
mathaak pik: pek (Zolder), pikhaak: pekhōǝk (Zolder), zichthaak: [zicht]hoǝk (Zolder) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matrozenpakje matrozenpakje: matruzəpeͅkskə (Zolder) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
matsen bijeenspannen: Dei twie spanne bîe.n.  bīē.nspanne (Zolder), inspelen: (espres i zen kao.rt spee.le)  īemant i.nspee.le (Zolder) in het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen] [N 112 (2006)] III-3-2