24601 |
maretak |
maretak:
-
maretak (K361p Zolder),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 155 en van ZND15, 011
marentak (K361p Zolder)
|
maretak [DC 46 (1971)], [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
23240 |
maria-hemelvaart |
halfoogst:
half oegst (K361p Zolder),
halvoest (K361p Zolder)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
in het midden van de mert (K361p Zolder),
int midə vandə mērt (K361p Zolder),
mɛrt (K361p Zolder)
|
In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)] || markt [RND]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marbel:
marbel (K361p Zolder, ...
K361p Zolder),
marmer:
mɛrmər (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
22440 |
masker |
mombakkes:
mómbákkes (K361p Zolder)
|
Mombakkes, carnavalmasker.
III-3-2
|
32983 |
masteluin |
mengeling:
miŋǝlǝn (K361p Zolder)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
20469 |
masturberen |
(-) aftrekken:
(zich) aaftrèkke (K361p Zolder),
aftrekken:
(zich) aaftrèkke (K361p Zolder),
be zijn charles spelen:
be zène zjaa.rel spee.le (K361p Zolder, ...
K361p Zolder),
zijn charles sleuren:
zène sjaarel sleure (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (K361p Zolder),
pikhaak:
pekhōǝk (K361p Zolder),
zichthaak:
[zicht]hoǝk (K361p Zolder)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
matruzəpeͅkskə (K361p Zolder)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
22491 |
matsen |
bijeenspannen:
Dei twie spanne bîe.n.
bīē.nspanne (K361p Zolder),
inspelen:
(espres i zen kao.rt spee.le)
īemant i.nspee.le (K361p Zolder)
|
in het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|