e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mulle grond malse grond: malsǝ gront (Zolder) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntige koe leeg (bijvgl. nmw.): lēx (Zolder) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts met pompon muts: møts (Zolder) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3
muts: algemeen muts: Vrouw.  møts (Zolder), pots: pots (Zolder) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
mutsaard, houtmijt houtmijt: hotmø̄t (Zolder), ps. omgespeld volgens Frings.  hōtmø͂ͅt* (Zolder) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7
muurbloem flier: -  flier (Zolder) muurbloem III-4-3
muziek muziek: mezîe.k (Zolder) 1. Muziek III-3-2
muziekinstrument instrument: (et) instremé.nt (Zolder), instremé.nt (Zolder) een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)] || Muziekinstrument. III-3-2
muzikant muzikant: muuzeka.nt (Zolder), ne muuzeka.nt (Zolder) (Begaafde) muzikant. || iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant] [N 112 (2006)] III-3-2
naaf dom: dom (Zolder) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] I-13