33705 |
gegraven waterloop |
gracht:
graxt (K361p Zolder),
zouw:
zǫu̯w (K361p Zolder)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
20461 |
geil, wellustig |
heet:
hiet (stoeë.n) (K361p Zolder),
weetig:
wéé.tich (zèn) (K361p Zolder)
|
geil, wellustig [N 10C (zj)]
III-2-2
|
27539 |
geit |
geit:
gē.t (K361p Zolder)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gētǝ[stal] (K361p Zolder)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
24483 |
geknotte wilg |
sonk:
sink (K361p Zolder, ...
K361p Zolder),
tronk:
troͅnk (K361p Zolder),
(omgespeld)
troͅnk (K361p Zolder)
|
knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
21274 |
geld |
geld:
ge moet uw geld niet in het water goien (K361p Zolder),
geld (K361p Zolder, ...
K361p Zolder,
K361p Zolder),
gə mət gɛlt həbən oͅm tə kønən bətalən (K361p Zolder),
hij es de jas va vajer en `t geld va moeier, de koei va vajer, den hond va vajer (K361p Zolder),
hèj moot geld hemmen veur te kunne betaele (K361p Zolder),
héje es Vâijer zenne jas en mōeïjer heur geld, vaijer zen koï en vaïjer zennen hond (K361p Zolder),
moeier, bĕ wieje mot ich geld hale (K361p Zolder),
moeijer, bè weje mot ich geld hâle(n) (K361p Zolder),
xɛ.ld (K361p Zolder),
pingping:
ping-ping (K361p Zolder)
|
Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...) [ZND 44 (1946)] || geld [RND], [ZND 44 (1946)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
22100 |
geld inzetten |
poulen (<fr.):
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
poele (K361p Zolder),
zetten:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
zètte (K361p Zolder)
|
geld inleggen (inzetten)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24152 |
gele kwikstaart |
koehoedertje:
koihuerke (K361p Zolder)
|
kwikstaart, gele —
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
filipinen:
følǝ`pinǝ (K361p Zolder)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
28250 |
geleidingsbomen |
guidage:
gidāš (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Winterslag, Waterschei]),
guiden:
(enk)
git (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Domaniale])
|
Houten geleidingsbomen of stalen geleidingsbalken die aan de schachtbalken zijn bevestigd en ervoor zorgen dat de liftkooien en skips tijdens hun op- en neergaande beweging op hun plaats blijven. Volgens de invuller uit L 417 zijn de "guiden" die men in de mijn in Waterschei gebruikt van hout en is de "guidenage" in de mijn van Zwartberg van ijzer. [N 95, 96; monogr.]
II-5
|