18628 |
hoge pet met opstaand bovenstuk |
hoge klak:
hux klak (K361p Zolder)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het hoge model {afb} [hoge zeje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21966 |
hok om te paren |
kweekkot:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
kwikkōē.t (K361p Zolder)
|
een hok speciaal om er te paren en te broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22147 |
hokjes waarin een duivenmand verdeeld is |
separaties:
Opm. mv. (of staat er "supperdo.sies (?) - de ene keer schrijft hij/zij een "a", de andere keer een "d"?!).
supperao.sies (K361p Zolder)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hokjes waarin de duivenmand verdeeld is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22139 |
hoklijst |
hoklijst:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
en hóklèè.st (K361p Zolder)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22024 |
holenduif |
bosduif:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
bózdouf (K361p Zolder),
holduif:
hoo.ldouf (K361p Zolder)
|
Hol-, holenduif, columba oenas. || Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
kloͅt (K361p Zolder)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hoͅ.nt (K361p Zolder)
|
hond [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondenhok:
hoͅndəhoͅk (K361p Zolder),
hondskot:
hoͅntskōt (K361p Zolder)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honing:
hō.neŋ (K361p Zolder)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
pers:
pɛrs (K361p Zolder)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|