34484 |
baarmoeder van de kip |
aarsdarm:
nāsdɛrm (K361p Zolder)
|
Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57]
I-12
|
34113 |
baarmoeder van de koe |
matrice:
mētri (K361p Zolder)
|
[N 3A, 48; A 48A, 47a]
I-11
|
23154 |
baarspelen |
baren:
Vertaald uit het Fr. jouer barres, overlopertje spelen.
baare (K361p Zolder)
|
Loopspel: overlopertje spelen.
III-3-2
|
23155 |
baarspelen add. |
vrumden?:
2 ka.mpe (honken) voor 2 groepen; iemand moest muurkat staan, zijn maats moesten hem helpen (door te katjagen op zijn belagers) terug in het eigen honk te geraken.
vrumde (K361p Zolder),
Kampspel waarbij de jongelui in 2 gelijke honken verdeeld werden; één van hen moest op b.v. een 30-tal m. van de eigen honk gaan staan; hij mocht zijn staanplaats pas verlaten als een tegenstander een lijn op een 5-tal meter van hem overschreed; zelf moest hij trachten de eigen honk te bereiken zonder door een tegenstander aangeraakt te worden; werd hij geraakt, dan moest hij blijven staan op de plaats waar hij teraon was; wie het eerst zijn man van de staanplaats terug in de honk kreeg, was gewonnen; deze haas kon geholpen en verlost worden door zijn teamgenoten, maar deze konden uitgeschakeld worden door hun achtervolgers; wie het laatst zijn honk verliet, had slagrecht op de vorige.
vrumde (K361p Zolder)
|
Honkspel, enigszins gelijkend op baare. || Lievelingsspel 2. [SND (2006)]
III-3-2
|
20144 |
baby van zeven maanden |
baby van zeven maanden:
baby van zeve maand (K361p Zolder),
jong van zeven maanden:
jóónk fa zeevə mwóónt (K361p Zolder),
kindje van zeven maanden:
kinnəkə fa zeevə mwóónt (K361p Zolder)
|
een baby van 7 maanden [DC 46 (1971)]
III-2-2
|
20278 |
baby, zuigeling |
baby:
bəbĭĕ (K361p Zolder),
plat kind:
platkent (K361p Zolder)
|
Hoe spreekt men in uw dialect over een kindje beneden een jaar [ZND 49 (1958)]
III-2-2
|
34585 |
bak |
bak:
bák (K361p Zolder)
|
Het gedeelte van de kar, wagen of kruiwagen waarin de lading vervoerd wordt. De bak bestaat uit zijwand, voorwand, achterwand en bodem (zie die lemmata). Er kunnen zo nodig verhoogsels op gezet worden. Het woordtype brak betekende oorspronkelijk "zijwand" en werd als zodanig dikwijls in het meervoud gebruikt. De betekenis van de enkelvoudsvorm ontwikkelde zich metonymisch naar "bak in zijn geheel". De betekenis "draagbalk van de bak" (zie het lemma draagbalken), verwant met "zijwand", komt nog vaak voor, vooral in Nederlands Limburg. De woordtypen slagbak, kipbak, slagkarbak, aardkarbak en clitchètbak duiden een bak aan die kan kippen. [N 17, 22; N 18, 99; N G,, 57; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr]
I-13
|
34257 |
bak om boter in te kneden |
teil:
tēl (K361p Zolder)
|
Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I]
I-11
|
20147 |
baker |
wijsvrouw:
wejsvroo (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
Benaming voor ervaren, maar niet gediplomeerde medebewoonster van de plaats [ZND 46 (1946)] || Ouderwetse niet gediplomeerde baker?; benaming voor de vrouw die gedurende een aantal dagen na de bevalling moeder en kind verzorgd? [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
33417 |
bakhuis |
bakhuis:
bākhǭs (K361p Zolder),
bākǝs (K361p Zolder)
|
Het bakhuis is een vertrek of, vaak alleenstaand, gebouw waar de bakoven zich bevond. Daarin bakte men vroeger brood en in veel gevallen kookte men daar ook het veevoer. Zie afbeelding 13. [N 5A, 79a; N 5, 109; L 1, a-m; L 12, 8; OB 2, 1; monogr.; add. uit S 50; Gwn 4, 2]
I-6
|