e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreukel valse plooi: valse plooi (Zolder) Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)] III-1-3
kreunen van de pijn schreeuwen: schrift (Zolder) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] III-1-2
kreupel zijn (een) manke: ma.ŋkǝ (Zolder) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbijter: krøbē̜.tǝr (Zolder) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krijgertje spelen kat jagen: katjaa.ge (Zolder, ... ), katjaage (Zolder), katjagen (Zolder), katje spelen: kɛ[t}əkə spelən (Zolder), vangertje spelen: vangerke (Zolder) [SND (2006)]de persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur] [N 112 (2006)] || Krijgertje spelen, Vla. katjagen. || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
krijt krijt: e stuek wit krijet (Zolder), ee stich kreèt (Zolder), ə stök uit krèt (Zolder) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] III-3-1
kringetjes maken rond de duivin (baltsverschijnsel) dansen: Opm. soms wordt het zo genoemd.  daa.se (Zolder), drijven: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  drèè.ve (Zolder) Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: rond de duivin kringetjes maken? [N 93 (1983)] III-3-2
krioelen krioelen: kerjoele (Zolder), kriejoele, krejoele (Zolder), wriemelen: wriemelen (Zolder) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)] III-1-2
kroep kroep: krop (Zolder) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)] III-1-2
krommen, ombuigen draaien: drejen (Zolder), krom maken: kròmp maa.ke (Zolder), omplooien: omplooien (Zolder) Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)] III-1-2