28213 |
lampekabel |
kabel:
kā.bǝl (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257]
II-5
|
27160 |
lampenkamer |
lampisterij/lampisterie:
lampǝstri (K361p Zolder
[(Zolder)]
)
|
De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468]
II-5
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wik (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
33640 |
landerijen |
grond:
gront (K361p Zolder),
klein eigendom:
klęi̯n ęi̯gǝndom (K361p Zolder),
labeur:
labø̄r (K361p Zolder),
land:
lant (K361p Zolder)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
23151 |
landjeveroveren |
land kappen:
Soort veroveringsspel, waarbij men trachtte in een op de grond getekende landkaart, het gebied van de tegenstander in te palmen, door er, in beurtrol, met een mes in te werpen; daarna trok men in het gebied een lijn in het verlengde van de stand van het lemmet en werd men op deze wijze de bezitter van het veroverde gebied.
la.ntkappe (K361p Zolder)
|
Landje pik, landje veroveren (jongensspel).
III-3-2
|
32822 |
landrol |
wel:
węl (K361p Zolder)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
22061 |
lang duivenluisje |
luis:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
láó.s (K361p Zolder)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lang duiveluisje [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20317 |
lang leven |
lang leven:
znd 30, 15;
lang lîevə (K361p Zolder)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
33838 |
langbenig paard |
(een) hoge:
hūgǝ (K361p Zolder)
|
[N 8, 20 en 62i]
I-9
|
22151 |
lange achterzijde van de mand |
achterkant:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
den áchterka.nt (K361p Zolder)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: lange achterzijde van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|