34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
stoten:
stutǝ (K361p Zolder)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
kruien:
krø̜i̯ǝ (K361p Zolder)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
17868 |
met de linkerhand |
met de linkse hand:
bè de lingse hand (K361p Zolder),
met de linksche hand (K361p Zolder)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng gaan:
eŋ gu̯ǫn (K361p Zolder),
(te) eng staan:
eŋ stuǫn (K361p Zolder)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) breed staan:
brīt stuǫn (K361p Zolder),
(te) wijd staan:
wø̜̄t stuǫn (K361p Zolder)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
28830 |
met de vleug mee |
bet de wol mee:
bę dǝ wǫl mē (K361p Zolder),
wie de draad loopt:
węj dǝn druǫt løpt (K361p Zolder),
wie de wol loopt:
węj dǝ wǫl løpt (K361p Zolder)
|
Met de richting mee van vezels en draden van een weefsel. [N 59, 40a]
II-7
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
dabben:
dabǝ (K361p Zolder)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
smakken:
smakǝ (K361p Zolder)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
kokkerellen:
Z. dóppe.
kòkerélle (K361p Zolder)
|
Tollen (met drijftol).
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
dóppe (K361p Zolder)
|
[I]. Tollen (met priktol).
III-3-2
|