e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de horens stoten, gezegd van de bok stoten: stutǝ (Zolder) [N 19, 75] I-12
met de kar achteruit rijden kruien: krø̜i̯ǝ (Zolder) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de linkerhand met de linkse hand: bè de lingse hand (Zolder), met de linksche hand (Zolder) met de linkerhand [ZND 37 (1941)] III-1-2
met de poten dicht bijeen staan (te) eng gaan: eŋ gu̯ǫn (Zolder), (te) eng staan: eŋ stuǫn (Zolder) [N 8, 78a en 78b] I-9
met de poten te ver uit elkaar staan (te) breed staan: brīt stuǫn (Zolder), (te) wijd staan: wø̜̄t stuǫn (Zolder) [N 8, 78b] I-9
met de vleug mee bet de wol mee: bę dǝ wǫl mē (Zolder), wie de draad loopt: węj dǝn druǫt løpt (Zolder), wie de wol loopt: węj dǝ wǫl løpt (Zolder) Met de richting mee van vezels en draden van een weefsel. [N 59, 40a] II-7
met de voorpoten harkend over de grond krabben dabben: dabǝ (Zolder) Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9
met de zweep slaan of geluid geven smakken: smakǝ (Zolder) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met een drijftol spelen kokkerellen: Z. dóppe.  kòkerélle (Zolder) Tollen (met drijftol). III-3-2
met een priktol spelen doppen: dóppe (Zolder) [I]. Tollen (met priktol). III-3-2