17917 |
omhelzen |
lief duwen:
lief dujen (K361p Zolder),
lief vastpakken:
lie.f vastpákke (K361p Zolder),
om de hals vallen:
ie.mand um dem ha.ls valle (K361p Zolder),
tegen uwe gilet (fr.) trekken:
teegen oere zjelee trèkke (K361p Zolder)
|
Omhelzen: iem. de armen om de hals slaan (omhelzen, om de hals/nek vallen, lief dujen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17850 |
omhooggaan |
omhooggaan:
omoeg goan (K361p Zolder),
opgaan:
zène vlieger giet nie op (gaat niet de lucht in)
ópgoe.en (K361p Zolder)
|
Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
28370 |
omkeerrol |
poulie:
puli (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Laura, Julia])
|
Rol aan het eind van de bandtransporteur waarover de band weer wordt teruggevoerd. [N 95, 642; monogr.]
II-5
|
18548 |
omslag van de broek |
omslag:
umslag (K361p Zolder),
ømslāx (K361p Zolder)
|
de omslag van de broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33651 |
omwalde akker |
brok:
bro.k (K361p Zolder)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
34211 |
omweiden |
herjagen:
hɛrjāgǝn (K361p Zolder)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (K361p Zolder)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
tuister:
ps. omgespeld volgens Frings.
tustər (K361p Zolder)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klièr (K361p Zolder)
|
klaar, helder [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
28955 |
onderarmsuçon |
zijnaad:
zē̜.nuǫt (K361p Zolder)
|
Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b]
II-7
|