e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oud, versleten paard djek: djęk (Zolder), oud paard: āt pēǝrt (Zolder), oude bik: āǝ bek (Zolder), oude knol: āǝ kn˙ǫl (Zolder) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude duif oude, een ~: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  en aa (Zolder), nen aaë (Zolder) een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
oude versleten hoed oude hoed: aa hut (Zolder) hoed, oude versleten of ontredderde ~ [loesj, sjaphoed] [N 25 (1964)] III-1-3
oude vrouw oude vrouw: aa vróó (Zolder, ... ) een oude vrouw [ZND 05 (1924)] III-2-2, III-3-1
oudejaarsavond silvester: Naar Paus Sylvester I, wiens feest op 31 december valt.  sulvéster (Zolder) Sylvesteravond, oudejaarsavond. III-3-2
ouders ouders: aars (Zolder), znd 44, 27;  aaərs (Zolder), oudersen: znd 44, 27;  aarse (Zolder) ouders [ZND 11 (1925)] || ouders; waar ligt het land van uw ouders? [ZND 44 (1946)] III-2-2
oudste zoon oudste zoon: aadste zoon (Zolder), aatstə zoon (Zolder) oudste zoon [ZND 46 (1946)] III-2-2
ovendeur ovenscheel: hōvǝnsxiɛl (Zolder) Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.] II-1
ovenmond ovenmuil: hōvǝnmojl (Zolder) De opening in de oven waardoor brandstof en brood naar binnen worden geschoven. [N 29, 2a; OB 2, 3a; monogr.] II-1
ovenpaal ovenzwoelde: hōvǝzwul (Zolder), zwoelde: zwuǝl (Zolder), zwouw: zwō (Zolder) De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.] II-1