17670 |
pink |
pink:
pi.nk (K361p Zolder),
pink (K361p Zolder),
pinkje:
pi.nkske (K361p Zolder)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pink (pinkel, pinker), kleine vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
22365 |
pinkelen |
pinkelen:
pe[n}kele (K361p Zolder)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
pekel:
peͅkel (K361p Zolder)
|
Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
23287 |
pinksteren |
sinksen:
sinksen (K361p Zolder),
sinsən (K361p Zolder)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
ijspikken:
èspikken (K361p Zolder),
pikken:
pekə (K361p Zolder),
pikən (K361p Zolder),
pikstekken:
piksték (K361p Zolder)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] || pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] || Prikstok (van prikslee, z. èè.sstôê.l).
III-3-2
|
20060 |
pioen |
balroos:
balroeze (K361p Zolder),
pioen:
-
pioen (K361p Zolder),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pioen (K361p Zolder)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
28226 |
pit |
wiek:
wik (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De lampepit van de veiligheidslamp. [N 95, 249; N 95, 243; monogr.]
II-5
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kien (sg) (K361p Zolder)
|
[RND 08]
I-7
|
20411 |
plaatsvervangende peetoom |
geleende peteren:
geliende petere (K361p Zolder)
|
peter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware peter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
20412 |
plaatsvervangende peettante |
geleende peet:
geliende peet (K361p Zolder)
|
meter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware meter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|