33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen/randen afdoen:
reͅŋ āvdu.n (K361p Zolder)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24449 |
ringrups |
rups:
røps (K361p Zolder)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ri.nkvinger (K361p Zolder),
sic!!
rinkving (K361p Zolder)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, pillepoort). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
sint-catharinasrad:
St.Katriens-road (K361p Zolder)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
20792 |
rins |
zuur:
nə zurə smak (K361p Zolder)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
ritnaald:
ritnoͅlt (K361p Zolder)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33478 |
rode aalbes |
sint-jansberen:
sintjansbere (K361p Zolder),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
sint-jansbeer (K361p Zolder)
|
aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
bietjes:
bitǝkǝs (K361p Zolder)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24405 |
rode bosmier |
brag:
brax (K361p Zolder)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34033 |
rode koe |
rode:
rōi̯ (K361p Zolder)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|