e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slee ijsstoel: èè.sstôê.l (Zolder), slee: Vgl. èè.sstôê.l.  slee (Zolder) Prikstoel. || Slede: een eenvoudig voertuig dat kon glijden, waarop o.a. de eg geplaatst werd. III-3-2
sleeën ijsstoel rijden: èè.sstoe.l reije (Zolder) met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)] III-3-2
slepen slepen: slē.pǝ (Zolder) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] I-2
sleper sleper: slē.pǝr (Zolder  [(Zolder)]   [Maurits]) Algemene benaming voor ongeschoolde, ondergrondse mijnwerkers die zich met het vervoer bezighouden. Een respondent uit Q 121 merkt dan ook op dat de sleper bijvoorbeeld niet mocht roven. [N 95, 142; N 95, 585; monogr.; Vwo 115; Vwo 373; Vwo 713] II-5
sleutelbloem metunietje: -  matŏnenske (Zolder) sleutelbloem [ZND 34 (1940)] III-4-3
sleutelbos bos sleutels: bos sleutəls (Zolder) Een bos sleutels. Wil u de dialectische benamingen van de volgende voorwerpen opgeven: een bos sleutels [ZND 45 (1946)] III-2-1
sliepuit krijt: Krîe.t dôê.n; krîe.t, krîe.t, gië krècht niks; vgl. Nl. krijten, luid schreeuwen.  krîe.t! (Zolder), sliep, sliep: Slîe.p, slîe.p, ge kunt mich tóch nie krèè.ge!  slîe.p, sliep (Zolder) Sliep, sliepuit; uitdagende roep van kinderen tgov. hun maatjes, terwijl ze een slijpende beweging met de rechter wijsvinger over de linker maken. || Uitdagende uitroep van leedvermaak in de kindertaal, waarbij met 2 vinger over elkaar wordt gewreven. III-3-2
slijkvanger slijkplaat: slijkplaat (Zolder) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slijm fluim: fluimen (Zolder, ... ) Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder, snotter, snot). [N 107 (2001)] III-1-2
slijm bij de nageboorte klein vuil: klē vāl (Zolder) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11