| 22057 |
bloedluis |
bloedluis:
bløtløi̯s (K361p Zolder),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
bluutlóó.s (K361p Zolder)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)] || Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: rode vogelmijt of bloedluis: 1 mm - zuigt s nachts bloed - bij warm weer een echte plaag. [N 93 (1983)]
III-3-2, III-4-2
|
| 20693 |
bloedworst |
pens:
pɛ.nsə (K361p Zolder)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
| 24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiker:
bløtsoͅkər (K361p Zolder)
|
bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 24470 |
bloei |
bloei:
blø̄ (K361p Zolder)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
| 24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̄n (K361p Zolder),
in de bloei staan:
(-) stit innə blø (K361p Zolder)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
| 20718 |
bloem |
bloem:
blom (K361p Zolder)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.]
II-3
|
| 24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blomə (K361p Zolder)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
| 24649 |
bloemknop |
bot:
boͅt (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
| 19646 |
bloemperk |
bedje:
beͅdəʔə (K361p Zolder)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
| 17881 |
bluts |
bluts:
bluts (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
Deuk: een buiging in een effen oppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, duts, bluts, dumpel) [N 108 (2001)]
III-1-2
|