| 24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalf:
zwaləvər (K361p Zolder)
|
zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|
| 27581 |
boete, straf |
(een) vijfde:
nǝ vē.f˱dǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
geldboete:
gɛ.lt˱butǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Domaniale])
|
Een overtreding kan door de opzichter bestraft worden met een geldboete, een schorsing of een andere dienst. Uit de woordtypen "een vijfde" en "cinquième" blijkt dat men een vijfde van het dagloon kan inhouden. Andere informanten spreken over een geldboete van één tot vijf gulden (Q 35), van een kwartje tot een gulden (Q 111), van 20, 50 of 100 Bfr. (K 361), van ƒ 2,50 (Q 33, Q 117 , Q 121, Q 121c) of van 50 ct., ƒ 1 of ƒ 2 (Q 121a). Volgens de informant van Q 3 is die boete vanaf de jaren ''60 maximaal 20 Bfr. De term "telegram" wordt vooral gebruikt door de vreemdelingen in Eisden (Vanwonterghem pag. 213/227). De opgave "pater" is waarschijnlijk een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse patar(d), de benaming voor een oude Luikse munt. [N 95, 131; monogr.; Vwo 150; Vwo 242; Vwo 587; Vwo 771; Vwo 832]
II-5
|
| 17633 |
boezem |
wijwatersvat:
wèè.wao.tersvao.t (K361p Zolder)
|
boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1995)]
III-1-1
|
| 18064 |
bof |
dikoor:
dikoer (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 107 (2001)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
| 20517 |
bokking |
bokkem:
bikin (K361p Zolder)
|
bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
| 18410 |
bolhoed: algemeen |
bolhoed:
bolhut (K361p Zolder)
|
bolhoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 26707 |
bonk- of grauwveen |
moergrond:
moergrond (K361p Zolder)
|
De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a]
II-4
|
| 18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
nə puls (K361p Zolder),
uitspreken met een stomme e
pels (K361p Zolder)
|
pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
| 17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw slaan:
bond en bloo geslagen (K361p Zolder),
zwart en blauw slaan:
zwart en blo geslaəgən (K361p Zolder),
zwart ɛm blō gəsla͂gə (K361p Zolder)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
| 18629 |
bont geruite langwerpige omslagdoek |
neusdoek:
nøzeŋ (K361p Zolder)
|
omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|