30928 |
veter |
nestel:
nestǝl (K361p Zolder)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
34071 |
vetkoe |
vetbeest:
vętbist (K361p Zolder)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
vetmesten:
vętmøstǝ (K361p Zolder)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vętwē (K361p Zolder),
vɛtwē (K361p Zolder)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
vetweiden:
vętwējǝ (K361p Zolder)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (K361p Zolder)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:rt (K361p Zolder)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knɛpkə (K361p Zolder)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21542 |
vijf frank |
vijf frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
veͅf frāŋ (K361p Zolder)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwart:
kwəart (K361p Zolder)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|