22414 |
vissnoer |
lijn:
en lein (K361p Zolder)
|
een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
en vángst (K361p Zolder)
|
alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24266 |
vlaamse gaai |
roeter:
roeter (K361p Zolder, ...
K361p Zolder),
rūter (K361p Zolder)
|
gaai || vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vaan:
vaen (K361p Zolder),
vaon (K361p Zolder)
|
vlag [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
27990 |
vlakke pijler |
platte taille:
platǝn tęj (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287]
II-5
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
vlechten (K361p Zolder)
|
Vlechten. Lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
30184 |
vlechttwijgen |
wissen:
wesǝ (K361p Zolder)
|
De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.]
II-9
|
33784 |
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst |
kussens:
køsǝs (K361p Zolder)
|
[N 8, 11; N 8, 31 en 32.2]
I-9
|
34130 |
vleeskoe |
vleeskoe:
vliskōi̯ (K361p Zolder)
|
Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149]
I-11
|
24348 |
vleesmade, larve van de bromvlieg |
made:
maai (K361p Zolder),
mai̯ (K361p Zolder)
|
made [ZND 38 (1942)] || made, vleeswormpje [N 26 (1964)]
III-4-2
|