e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voer voeder: foi̯ǝr (Zolder) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voerman voerman: vūrman (Zolder) Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
voerman op de maaimachine aflegger: āf˱lɛgǝr (Zolder) De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.] I-4
voerschep koeschep: kōi̯sxø̜p (Zolder) Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b] I-11
voet van de pijler voet van de taille: vū. t van ǝn tęj (Zolder  [(Zolder)]   [Winterslag, Waterschei]) Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279] II-5
voetbal voetbal: Jonger soms voetbal.  foetbal (Zolder) Voetbal. III-3-2
voetballen voetballen: foetballe (bè ne liëre bó.l) (Zolder) Lievelingsspel 1. [SND (2006)] III-3-2
voetbankje bankje: bɛŋkskə (Zolder) voetbankje [ZND 02 (1923)] III-2-1
voetjicht pootje: pütteke (Zolder) voetjicht [ZND 05 (1924)] III-1-2
voetzool zool: zol (Zolder) hoe heet het onderste vlak van de voet [ZND 40 (1942)] III-1-1