34280 |
voer |
voeder:
foi̯ǝr (K361p Zolder)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
28326 |
voerman |
voerman:
vūrman (K361p Zolder)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
33054 |
voerman op de maaimachine |
aflegger:
āf˱lɛgǝr (K361p Zolder)
|
De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.]
I-4
|
34288 |
voerschep |
koeschep:
kōi̯sxø̜p (K361p Zolder)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
27996 |
voet van de pijler |
voet van de taille:
vū. t van ǝn tęj (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279]
II-5
|
23185 |
voetbal |
voetbal:
Jonger soms voetbal.
foetbal (K361p Zolder)
|
Voetbal.
III-3-2
|
22627 |
voetballen |
voetballen:
foetballe (bè ne liëre bó.l) (K361p Zolder)
|
Lievelingsspel 1. [SND (2006)]
III-3-2
|
19486 |
voetbankje |
bankje:
bɛŋkskə (K361p Zolder)
|
voetbankje [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
18089 |
voetjicht |
pootje:
pütteke (K361p Zolder)
|
voetjicht [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17778 |
voetzool |
zool:
zol (K361p Zolder)
|
hoe heet het onderste vlak van de voet [ZND 40 (1942)]
III-1-1
|