17631 |
borsten |
borsten:
Gewoon.
bórste (K361p Zolder),
kom-eens-voor:
Schertsend
kómmesveu.r (K361p Zolder),
memmen:
Gewoon. Soms.
memme (K361p Zolder),
muilkorf:
móó.lkuref (K361p Zolder),
spiegeleitjes:
Weinig ontwikkelde borstjes.
spīēgeleekes (K361p Zolder),
tetten:
Gewoon. Vgl. hangtette >< stie.kerkes.
tétte (K361p Zolder),
tweebroer:
twiebruur (K361p Zolder)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
18400 |
borstrok |
wambuisje:
weməskə (K361p Zolder)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
wambuisje:
weməskə (K361p Zolder)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
wambuisje:
weməskə (K361p Zolder)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
broche (fr.):
bros (K361p Zolder)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33968 |
borsttuig |
hondsgetuig:
hons˲gǝtø̜̄x (K361p Zolder)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (K361p Zolder)
|
pleuris [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
borsttasje:
borstteske (K361p Zolder),
boventasje:
bōvətɛskə (K361p Zolder)
|
de buitenzak ter hoogte van de borst [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33713 |
bos |
bos:
bǫs (K361p Zolder)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (K361p Zolder)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|