32996 |
zaaien |
zaaien:
zē̜ǝn (K361p Zolder),
zɛ̄n (K361p Zolder)
|
[N 15, 1a; JG 1a, 1b; A 2, 70; L A2, 234; L 8, 102; L 24, 6a; S 45; Wi 40; RND 111; monogr.]
I-4
|
32997 |
zaaien, van nagewas |
herfstzaaien:
hęrǝxstsɛ̄n (K361p Zolder)
|
Op een land waarop men in de loop van het jaar al eens geoogst heeft, kan men in het najaar een tweede gewas, het nagewas, zaaien. Zie ook het lemma ''nagewas'' (1.2.15). [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33003 |
zaaier |
zaaier:
zɛ̄ǝr (K361p Zolder)
|
De man die het zaad op de akker uitstrooit. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33004 |
zaaikorf, zaaibak |
zaaikorf:
zē̜kørǝf (K361p Zolder),
zɛ̄.kø̜.rǝf (K361p Zolder)
|
De boer zaaide uit een zaaikleed: een grote witlinnen voorschoot waarvan hij het onderste gedeelte om de arm wond, terwijl hij met de andere zaaide. In de Kempen, en dit is eigen aan de streek, gebruikt de boer geen zaaikleed, maar een zaaikorf of een zaaibak, die ongeveer 15 kg kan bevatten. De zaaikorf is uit gevlochten stro vervaardigd en wordt met het hengsel aan de arm gedragen. Wellicht was deze manier van zaaien door de eeuwen heen eigen aan de Kempen; in Brabantse en Vlaanderse boedelstaten wordt alleen het zaaikleed vermeld." (Lindemans, II, 53). Naar gebruik zijn zaaikorf en zaaibak hetzelfde stuk gereedschap; naar materiaal waarvan ze zijn gemaakt, is het onderscheid niet zonder meer uit de benaming af te leiden. De gevlochten exemplaren (-korf en -kaar) gaan aan de houten en zinken (-bak) vooraf, maar vaak wisselde het materiaal terwijl de oude naam behouden bleef. Zo wordt bij zaaikorf in K 316 opgegeven: "vroeger van stro, later van hout en thans van zink"; ook mengvormen komen voor, zoals in Nederlands Noord-Limburg: "de bodem is van hout, de zijwanden van stro, smelen of gevlochten bramentakken"; vergelijk ook de typen houten korf en zinken kaar. Bij dubbele opgaven (-korf en -bak) is zo mogelijk aangegeven tot hoelang het gereedschap in gebruik was. Recent zijn al dergelijke gereedschappen vervangen door zaaimachines. Als bijzonder is nog aan te merken de aantekening in L 163: zaaiviool (zɛ̄i̯fiōl) en strijkstok (strikstǫk) voor het zaaien van klein zaad zoals klaver. Alle {zaai-} en {zaad-} woorddelen zijn volledig gedocumenteerd vanwege verkortingen in het vocalisme. Vergelijk ook het lemma ''strooibak voor kunstmest'' in aflevering I.1, blz. 36, en het lemma ''kaar'' in aflevering II.3 (Molenaarsterminologie), blz. 120. Zie afbeelding 3, b en 3, c.' [N 15A, 2 en 3; N 18, 109 en 110; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 19; N 11A, 63b]
I-4
|
33016 |
zaaimachine |
zaaimachine:
zē̜mešin (K361p Zolder)
|
Machine voor algemeen gebruik bij het zaaien in rijen. Soms komt een afzonderlijke plantnaam in de naam van het werktuig voor: bietenmachine, krotenmachine, enz. Vaak is dan door de informant uitdrukkelijk opgemerkt dat men deze machine ook voor het zaaien van andere gewassen gebruikte. Ook bij plantmachine wordt door de informant opgemerkt dat het werktuig voor het zaaien wordt gebruikt. Daarom staat hier alles bijeen. Zie afbeelding 4. [N J, 8c; JG 1a, 1d; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
33834 |
zaalrug |
zaalrug:
zālrø̜x (K361p Zolder)
|
Zwak ingebogen of doorgezakte rug bij een paard, dat wellicht te vroeg werd ingespannen. [N 8, 12 en 90q]
I-9
|
19537 |
zachtharige bezem |
borstel:
boͅrsəl (K361p Zolder)
|
bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18393 |
zak in kledingstuk |
tas:
tes (K361p Zolder)
|
Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18526 |
zak met klep |
tas met een klep:
tes met ’n klep (K361p Zolder),
toetas:
ən toͅu tɛs (K361p Zolder)
|
een zak met een klep [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22912 |
zakdoek leggen |
zakdoek leggen:
Op de speelplaats waren telkens spelen in een ronde: Wie wil er mee naar Engeland varen, Engeland is gesloten.../Zakdoek leggen/...
Zakdoek leggen/... (K361p Zolder)
|
Wetenswaardigheden. [SND (2006)]
III-3-2
|