26743 |
bovenste handvat van de heizicht |
kruk:
krøk (K361p Zolder)
|
Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d]
II-4
|
28936 |
bovenwijdte |
borst:
bǫrst (K361p Zolder),
breedte van boven:
britǝ van bōvǝn (K361p Zolder)
|
De omtrek boven van mannen en vrouwen. Bij mannen wordt de bovenwijdte gemeten horizontaal onder de armen, terwijl men bij vrouwen de omtrek van achter meet, horizontaal onder de armen en boven of over de buste. Zie afb. 26. [N 59, 44b]
II-7
|
20140 |
box |
loophek:
loophek (K361p Zolder),
looprek:
loeprek (K361p Zolder)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadpan:
brāi̯pān (K361p Zolder)
|
pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18953 |
braaf |
braaf:
ich wul zien of gieə braa zult zejən (K361p Zolder),
ik wil eens zien of ge braaf zult zijn (K361p Zolder)
|
Ik wil eens zien of (dat) ge braaf zult zijn ! [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
33653 |
braakland |
braak:
broǝk (K361p Zolder),
stravelje:
stravēl (K361p Zolder)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|
31545 |
braam |
doorns:
dięn (K361p Zolder)
|
Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.]
I-5
|
24501 |
braambes |
braamberen:
brōmbē̞ͅrə (K361p Zolder)
|
braam(bessen) [RND]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
braamberen:
brombē.rǝ (K361p Zolder)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
18034 |
braken |
kotsen:
[plat]
kotsən (K361p Zolder),
overgeven:
[gewoon]
øvərgeijvən (K361p Zolder)
|
geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|