id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21994 | de duivenklok gelijkzetten met de moederklok | regelen: (dòr de ree.geliër), de rigglaasj. et ree.gele (Zolder) | het gelijkzetten van de klokken der spelers met de moederklok? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21947 | de duivin in een hoekje jagen (baltsverschijnsel) | drijven: drèè.ve (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! drèè.ve (Zolder), jagen achter zijn duivin: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! áchter zèn douvin jaa.ge (Zolder) | 3. (Duiven) Nestjagen (van doffer achter duivin). || Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: de duivin in een hoekje jagen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
32763 | de eg | eegd/eeg: ēxt (Zolder) | Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2 |
32770 | de gezamenlijke balken van de eg, het egraam | balken: ba.lǝkǝ (Zolder) | De eg bestaat uit een aantal hoofdbalken die onderling verbonden zijn door dwarsbalkjes of scheien. Tezamen vormen ze het raam van de eg. De in dit lemma opgenomen termen zijn van toepassing op de egbalken in het algemeen. Ze werden opgegeven als benaming voor zowel de hoofd- als de verbindingsbalkjes. Aan het eind van het lemma zijn een aantal voor zichzelf sprekende termen opgenomen, die betrekking hebben op het door hoofd- en dwarsbalkjes gevormde geraamte van de eg. [JG 1a + 1b; N 11, 69a + b; N 11A, 155c; monogr.] I-2 |
34142 | de grond omwoelen | wroelen: vrølǝ (Zolder) | Met de hoorns de grond omwoelen, gezegd van de koe. [N 3A, 9c] I-11 |
32836 | de grond vasttreden, aanstampen | treden: [treden] (Zolder), trippelen: tri.pǝlǝ (Zolder) | In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.] I-2 |
22125 | de gummiring afnemen | de caoutchouc ring uitdoen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! de kátsjoewe ri.ng óó.tdōē.n (Zolder), de kátsjoewe ri.ng óó.ttrèkke (Zolder), het caoutchoucje uitdoen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! et kátsjoeke óó.tdōē.n (Zolder), het caoutchoucje uittrekken: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! et kátsjoeke óó.ttrèkke (Zolder) | het afnemen van de gummiring? [N 93 (1983)] III-3-2 |
22270 | de gummiring afnemen add. | caoutchoucje: kátsjoeke (Zolder) | (Duiven) Gummiringetje (dat geklokt wordt op wedvluchten). III-3-2 |
29031 | de hittegraad vaststellen | voelen: vȳlǝ (Zolder) | De hittegraad van het persijzer vaststellen door met een natte vinger te voelen of bijv. door op het ijzer te spugen. [N 59, 78] II-7 |
34627 | de hoogkar doen achteroverslaan | opkappen: opkapǝn (Zolder) | De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89] I-13 |