id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17650 | achterwerk | billen: Mv., billen. bulle (Zolder), bodem: Eufemistisch boo.jem (Zolder), mik: Sensueel woord mik (Zolder), polder: póller (Zolder) | [N 10c (1995)] III-1-1 |
17685 | ademen | asemen: ig kos nie oe-e-semmen (Zolder) | Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1 |
17682 | ader | ader: de oe-e-ren va zè veurhûd (Zolder), en oe-e-r opensnijen (Zolder) | de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1 |
27573 | administratief personeel | bureaumannen: bǝrōmanǝ (Zolder [(Zolder)] [Maurits]) | De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979] II-5 |
27880 | afbikken | steen losmaken: stin lǫsmā.kǝ (Zolder [(Zolder)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Loshangende stenen verwijderen die na het bewerken van het gesteente aan de zijwand of het dak van de mijngang zijn blijven zitten. [N 95, 450; N 95, 298; monogr.; Vwo 24; Vwo 40; Vwo 55] II-5 |
27312 | afdalen | onder gaan: ǫŋǝr guǫn (Zolder [(Zolder)] [Maurits]), onderaf gaan: ǫnǝrāf guǫn (Zolder [(Zolder)] [Zwartberg, Waterschei]) | Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41] II-5 |
27227 | afdelingsopzichter | conducteur: kǫndǝktø̜̄r (Zolder [(Zolder)] [Eisden]) | Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37] II-5 |
21448 | afdingen | afprengelen: ps. omgespeld volgens Frings. āfpreͅŋələ (Zolder) | beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
29049 | afdunnen | uitplussen: ǭ.tpløsǝ (Zolder), wat uittrekken: wat uittrekken (Zolder) | Bewerking van de watten voor de schouder, waarbij de dikte van de watten naar de kant toe wordt verminderd. [N 59, 117a] II-7 |
34247 | afgeroomde melk | geroomde melk: gǝrumdǝ mølǝk (Zolder) | De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11 |