22330 |
eerlijk in het spel |
juist:
Maar bijna steeds met negatie, o.a. nie foetele, giene foeteliër, giene bródder.
zjust spee.le (K361p Zolder)
|
eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22038 |
eerste ei |
eerste ei:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
et īēste ee. (K361p Zolder)
|
Hoe heet verder: het eerste ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23253 |
eerste luiden voor de mis |
de kerk open luiden:
də kɛrk luit opən (K361p Zolder),
⁄t kerkopen (K361p Zolder)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de eerste maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
28510 |
eerste nazwerm |
erling:
ę.rleŋ (K361p Zolder)
|
De eerste nazwerm of met de voorzwerm meegerekend de tweede zwerm. Ze is kleiner dan de voorzwerm. Acht of tien dagen nadat de voorzwerm is weggevlogen, vliegt de tutende, nieuw uitgelopen en nog onbevruchte moer of koningin met een deel van het bijenvolk weg. In deze eerste nazwerm kunnen koninginnen zitten die allemaal nog onbevrucht zijn. Zij vormen ofwel nieuwe afsplitsingen ofwel zij bevechten elkaar op leven en dood, totdat er nog één koningin overblijft. Een volk kan slechts één koningin gebruiken. [N 63, 29c; N 63, 37b; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
21564 |
eerste opbod |
hogen:
lang
huugen (K361p Zolder),
openbare verkoop:
ps. omgespeld volgens Frings.
ōpənba͂rə vərkup (K361p Zolder)
|
de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)] || Eerste opbod bij een openbare verkoping. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
29027 |
eerste pas |
eerste pas:
īrstǝ pas (K361p Zolder)
|
De eerste, ruwe pas waarvoor het colbert geheel in elkaar moet worden geregen zonder voering. Volgens de informant van K 361 is er maar één pas. [N 59, 76a]
II-7
|
22065 |
eetbak |
eetbak:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
ië.tbák (K361p Zolder),
voederbak:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
vòjerbák (K361p Zolder)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de eetbak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33709 |
egaliseren |
gelijkmaken:
gǝlēi̯kmākǝ (K361p Zolder)
|
De grond met de schop egaliseren, al spittend gelijkmaken. [N 27, 11]
I-8
|
32788 |
eggen |
eegden:
ēgdǝ (K361p Zolder)
|
Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.]
I-2
|
32808 |
eggen na het zaaien |
onder[eggen]:
ǫnǝr[eggen] (K361p Zolder)
|
Met de hand gezaaid graan moest met de eg in de grond worden gewerkt. Daarvoor gebruikte men de zaadeg. Als men niet over zulk een eg beschikte of als men gezien de grondsoort e.d. de verschillende bewerkingen of egwijzen met dezelfde eg(soort) kon uitvoeren, egde men de ingezaaide akker na met de gewone eg, die dan "bot" was aangespannen. Machinaal (in rijen) gezaaid graan hoeft niet ondergeëgd te worden, omdat het door de zaaimachine al in de grond is gebracht. Men egde een aldus ingezaaide akker soms nog een keer na, om de sporen van de zaaimachine en de paardetrappen uit te wissen. Als men bij het na-eggen van het ingezaaide stuk geen keerstroken in acht hoefde te nemen, werkte men de kanten van de akker af, door enkele banen rond het hele perceel te eggen. Voor ''eggen'' en ''eggen'' zie het lemma ¬¥eggen¬¥.' [JG 1a+ 1b+ 1d; N 11, 80b; N 11A, 172c + 178; N P, 16 add.; div.; monogr.]
I-2
|