18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
floo vallen (K361p Zolder)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
28043 |
flens |
flens:
flɛns (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
Opstaande rand aan het einde van buizen om deze met schroeven aan elkaar te kunnen verbinden. [N 95, 826; monogr.]
II-5
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
flostərən (K361p Zolder)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
22123 |
fluiten naar de duiven |
binnenfluiten:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
ze binnefleu.te (K361p Zolder),
vgl. ze binneròpe.
binnefleu.te (K361p Zolder),
fluiten:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
et fleu.te óp e douve (K361p Zolder)
|
Al fluitend (de duiven) binnenlokken. || Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vø̄.lǝsmēr (K361p Zolder)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzeug:
kweksø̄.x (K361p Zolder)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
22880 |
fout in voetbal |
fool (<eng.):
Uit Eng. foul play.
fool (K361p Zolder)
|
(Voetb.) foul, overtreding.
III-3-2
|
33528 |
framboos |
hennenbeer:
heͅnebēər (K361p Zolder),
hinnebere (K361p Zolder)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
18784 |
franje |
fralie:
fraulies (K361p Zolder)
|
Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
32821 |
frees |
frees/fraise (fr.):
frēs (K361p Zolder)
|
Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.]
I-2
|