e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

Gevonden: 3499
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gist gist: ges (Zolder, ... ) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
glad, glijdend glattig: glethig (Zolder, ... ) glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-4-4
glazuur glazuur: glazuur (Zolder), (j.)  glazūūr van men taan (Zolder) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)] III-1-1
gleiswerk aardewerk: ejrwęrk (Zolder) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
glijbaan schuifaf: ne schuivaa.f (Zolder), ne schuivaaf (Zolder), schuivaa.f (Zolder), /  schuifaaf (Zolder), sleurbaan: sleurbaon (Zolder) [SND (2006)]Glijbaan (speeltuin). || Glijbaan, slierbaan. || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || schuifaf [SND (2006)] III-3-2
glimlachen greilachen: wnt V, 644: greien: krijten, schreien  grielachen (Zolder), gremelen: gremələn (Zolder) hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] III-1-4
goed dak goede toit: gojǝn tø̄ (Zolder  [(Zolder)]   [Domaniale]) Een goed dak laat bij het afkloppen een scherpe, helle klank horen. Het bestaat uit vaste steen. [N 95, 890] II-5
goed liggen goed: gut (Zolder) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed luisteren goed luisteren: gut løistrən (Zolder) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
goed uit de weg kunnend vierkantig: vīrkantex (Zolder) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9