20949 |
gist |
gist:
ges (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)]
II-1, III-2-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glattig:
glethig (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
17626 |
glazuur |
glazuur:
glazuur (K361p Zolder),
(j.)
glazūūr van men taan (K361p Zolder)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
29571 |
gleiswerk |
aardewerk:
ejrwęrk (K361p Zolder)
|
Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
22376 |
glijbaan |
schuifaf:
ne schuivaa.f (K361p Zolder),
ne schuivaaf (K361p Zolder),
schuivaa.f (K361p Zolder),
/
schuifaaf (K361p Zolder),
sleurbaan:
sleurbaon (K361p Zolder)
|
[SND (2006)]Glijbaan (speeltuin). || Glijbaan, slierbaan. || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || schuifaf [SND (2006)]
III-3-2
|
18879 |
glimlachen |
greilachen:
wnt V, 644: greien: krijten, schreien
grielachen (K361p Zolder),
gremelen:
gremələn (K361p Zolder)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
28125 |
goed dak |
goede toit:
gojǝn tø̄ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Domaniale])
|
Een goed dak laat bij het afkloppen een scherpe, helle klank horen. Het bestaat uit vaste steen. [N 95, 890]
II-5
|
34172 |
goed liggen |
goed:
gut (K361p Zolder)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
gut løistrən (K361p Zolder)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
33826 |
goed uit de weg kunnend |
vierkantig:
vīrkantex (K361p Zolder)
|
Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d]
I-9
|