e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q001p plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verhoren onderhoren: onderhoren (Zonhoven) iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)] III-3-1
verhuizen overhuizen: eu.verhouzje (Zonhoven), verhuis: verhousj (Zonhoven, ... ), vərhoͅu̯š (Zonhoven), verhuizen: vərhoͅu̯žə (Zonhoven), Ve gòòë verhouzje: We gaan verhuizen Hië hit óós verhousjt: hij heeft ons verhuisd  verhouzje (Zonhoven) het verhuizen || verhuis || verhuizen || verhuizing || verhuizing; verhuizen III-2-1
vering ressort: rɛsǭr (Zonhoven) Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr] I-13
verjaardag verjaardag: vərjoərdAch (Zonhoven), Ss. sub verjaren.  verjòòërdao.ch (Zonhoven) Verjaardag. III-3-2
verkeren vrijen: vrijen (Zonhoven), vrĭĕjən (Zonhoven) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-3-1
verkering affaire: sexuele -, liefdes -  áfféér (Zonhoven), vrijage: vrijao.ëzje (Zonhoven) verhouding || vrijage III-2-2
verkering hebben aan zijn: áán zijn  ’t ès ao.ën (Zonhoven), caresseren: kresseeëre (Zonhoven), lopen met -: lōēpe met (Zonhoven), vrijen: vrije (Zonhoven), vrijen (Zonhoven, ... ), vrĭĕjən (Zonhoven) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering hebben, vrijen met || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] || vrijen || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] || vrijen; verkeren || ze zijn een verkering begonnen III-2-2
verkillen krimpen: krømpən (Zonhoven), pitsen: pikken (Zonhoven) kleumen (inkrimpen v. de kou) [ZND 01 (1922)] || mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)] III-1-2
verkleumd verkleumd: vərklømt (Zonhoven), versteven: vərstēvə (Zonhoven), verstijfd: vərstejft (Zonhoven) hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] III-1-2
verkouden verkoud: ech be vər kāt (Zonhoven), ech zejĕ vərkāt (Zonhoven), ech zäin vərkāt (Zonhoven), ig bēͅn verkaat (Zonhoven) ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] III-1-2