e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkbak voor de koeien trog: trōx (Zonhoven) Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
drinkbus bidon: bǝdoŋ (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zolder]) De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.] II-5
drinken heffen: Dië kaan z¯oo goet höffe, gelËËf ich: ik geloof wel dat hij de pintjes lust  höffe (Zonhoven) drinken III-2-3
drinkglas glas: glaos (Zonhoven), glāwəs (Zonhoven), pint: pø͂ͅi̯njt (Zonhoven), quart-tje: kaa.rke (Zonhoven), ton: O.m. Dortglas  tón (Zonhoven) bierglas met oor || drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)] || glas bier van 1/4 liter III-2-1
droesem dras: dras (Zonhoven), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  dras (Zonhoven) droesem [ZND 23 (1937)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge verfstoffen loodwit: lūtwet (Zonhoven), poeder: pujǝr (Zonhoven) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
dronkaard zat varken: Hië kwao.m hèèë bènne bè z¯n zao.ête kneu.k (kloete): Hij kwam binnen met zijn zatte knoken (lijf) Zoe zao.ët as e kenón, as ¯n schöp, as hó.nntt؉.zjent ma.n, as ¯n snöp, as e vé.rreke, as ne zwitser, as ne petat: Zo zat als een kanon, als een spade, als honderduizend man, als een snip, als een varken, als een Zwitser, als een aardappel  zao.ët vé.rreke (Zonhoven), zatlap: zoatlap (Zonhoven) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] || zatlap III-2-3
dronken dronken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  droŋkən (Zonhoven), een stuk in zijn botten: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  een stuk in zijn botten (Zonhoven), stuk in zijn kloten: stuk in zijn kloeten (Zonhoven), zat: zao.ët (Zonhoven, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  zat (Zonhoven), zwaar geladen: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  zo zwoər gelaain (Zonhoven) beschonken || dronken [ZND 01u (1924)] || kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] || zat III-2-3
droog blijven droog blijven: druug blijven (Zonhoven) droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: drūūch (Zonhoven) droog [RND] III-4-4