28760 |
fluweel, velours |
velours:
fluǝr (Q001p Zonhoven)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
ən flūrə brok (Q001p Zonhoven)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
34307 |
fokbeer |
fokbeer:
fǫkbei̯r (Q001p Zonhoven)
|
Mannelijk varken waarmee men fokt. [N 76, 9; N 19, 7; monogr.]
I-12
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwē.kmē̜.r (Q001p Zonhoven)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
baggenzeug:
bágǝzø̄x (Q001p Zonhoven)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fonkelen (Q001p Zonhoven)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
dreŋkgeͅl⁄t (Q001p Zonhoven),
drinkgeld (Q001p Zonhoven),
fooi:
kleine beloning
foei (Q001p Zonhoven)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] || fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22585 |
fooienjagen |
hasenlopen:
Loopwedstrijd waarbij het meisje dat het eerst de hand van de bruid en de jongen die het eerst de hand van de bruidegom kon drukken, met drinkgeld werden bedacht, waarna meisjes en jongens gezamenlijk pret maakten: z. H.C. Melis, p. 219.
ha(a.)selōēpe (Q001p Zonhoven)
|
*Haasenlopen: *Handschoen lopen, volksgebruik op een trouwdag door de jeugd uit de buurt.
III-3-2
|
20143 |
fopspeen |
lots:
luts (Q001p Zonhoven),
lotsje:
meestal dim.
lutske (Q001p Zonhoven),
tut:
tut (Q001p Zonhoven),
tutter:
tutter (Q001p Zonhoven)
|
fopspeen
III-2-2
|
19732 |
fornuis |
fornuis:
Eertijds gietijzeren vuur waarop en ketel (inz. voor veevoeder) werd gezet
ferné.s (Q001p Zonhoven)
|
cuisinière
III-2-1
|