21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
hie zal foͅrtyn mḁ̄kə (Q001p Zonhoven),
Hijè zal fortune maoken (Q001p Zonhoven)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22880 |
fout in voetbal |
fool (<eng.):
fōəl (Q001p Zonhoven)
|
Fool (voetbal).
III-3-2
|
33528 |
framboos |
frambroos:
frambrōwəs (Q001p Zonhoven),
hennenbeer:
hinnebeeren (Q001p Zonhoven),
etym. (e.d.), zie boek
hinnebee.ër (Q001p Zonhoven),
hennenbes:
hinnebes (Q001p Zonhoven)
|
framboos [ZND 34 (1940)] || hinnebes
I-7
|
18784 |
franje |
franje:
franjes (Q001p Zonhoven),
franjel:
fra͂jlns (Q001p Zonhoven)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
viə həbən en frankrek gəzietn (Q001p Zonhoven),
u van hubben als Fr. humble
Vije hubben ene Frankrek gezièten (Q001p Zonhoven)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
24148 |
frater |
frater:
steenkneuter
froͅətər (Q001p Zonhoven),
steenkneuter:
carduelis flavirostris
stinjknø̄tər (Q001p Zonhoven)
|
frater
III-4-1
|
32821 |
frees |
rus:
røs (Q001p Zonhoven)
|
Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.]
I-2
|
24315 |
fret |
fis:
fis (Q001p Zonhoven),
fret:
putorius furo
frɛt (Q001p Zonhoven)
|
fret || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
31876 |
frezen |
frezen:
frē̜zn (Q001p Zonhoven)
|
Het hout met behulp van de freesmachine bewerken. [N 53, 109a; monogr.]
II-12
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
fronsen (Q001p Zonhoven)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|