20586 |
fruit bewaren |
muiken:
moeke (Q001p Zonhoven),
Van baksels
moeke (Q001p Zonhoven),
Van fruit Ve lòòëten óós pië.re moeken èn ¯t hoej: We laten de peren meuken in het hooi
moeke (Q001p Zonhoven),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
mukə (Q001p Zonhoven),
mu̯kən (Q001p Zonhoven)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] || meuken || rijp laten worden || zacht, murw laten worden
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
fratsen:
fratsen (Q001p Zonhoven),
Appel fratse: appel peuzelen Zèèë der wȉër aon¯t fratse: Ben je weer volop (appels) aan het eten
fratse (Q001p Zonhoven)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] || zich flink te goed doen aan fruit
III-2-3
|
33483 |
fruit, afgevallen |
raapappel:
rao.pappel (Q001p Zonhoven)
|
afgevallen appel
I-7
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
frø̄t (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
frø͂ͅt (Q001p Zonhoven)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
33531 |
fruitboom |
fruitboom:
freu.tbuum (Q001p Zonhoven)
|
fruitbomen
I-7
|
20992 |
fruitvlaai |
fruitvlaai:
freu.tvlao.ëj (Q001p Zonhoven)
|
fruitvlaai
III-2-3
|
19727 |
fuchsia |
belletjes:
belletjes (Q001p Zonhoven)
|
fuchsia
III-2-1
|
30056 |
fundament |
fondament:
fǫdǝmɛnt (Q001p Zonhoven),
fǫndǝmɛnt (Q001p Zonhoven)
|
De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.]
II-9
|
30053 |
funderingssleuven uitsteken |
fondamenten uitgraven:
fondǝmɛntǝn ǭt˲grāvǝ (Q001p Zonhoven),
fundamenten graven:
føndamęntǝ grāvǝ (Q001p Zonhoven)
|
Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.]
II-9
|
19094 |
futloze jongen |
grote lummel:
dat es mich ne groete lummel (Q001p Zonhoven),
lummel:
daz nə løməl (Q001p Zonhoven),
pummel:
pummel (Q001p Zonhoven)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|