e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gedachte gedacht: gedàcht (Zonhoven), gədàcht (Zonhoven) gedachte III-1-4
gedenken; gedachtenis gedenken: gedè.nke (Zonhoven), gədèngkə (Zonhoven), herinneren: hérinnərn (Zonhoven), rappeleren: rappeleeëre (Zonhoven), ráppəléərn (Zonhoven) gedenken || gedenken, zich herinneren || herinneren || zich herinneren III-1-4
gedienstig gedienstig: hie es gədinstech (Zonhoven), van goede wil: hije n van goeie wil (Zonhoven) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedoopt worden gedoopt worden: gedupt (Zonhoven) Gedoopt worden. [N 96D (1989)] III-3-3
gedrongen persoon pochel: pochel (Zonhoven) Gedrongen, een gedrongen postuur hebben (gestuikt, knoest). [N 109 (2001)] III-1-1
geduld geduld: gedö.l’t (Zonhoven), het toch wa geduild (Zonhoven), patience (fr.): het toͅch wa pəšensn (Zonhoven), pesjé.nse (Zonhoven) geduld || Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedurige aanbidding gedurige aanbidding: gedurige aanbidding (Zonhoven, ... ) Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)] || Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gedwee braaf: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  brā (Zonhoven), gezeg: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  ə gəzēch ken⁄t (Zonhoven), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gəzēx (Zonhoven), goed: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  ⁄n goei ziel (Zonhoven), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  goei (Zonhoven), stil: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  ə stel ken⁄t (Zonhoven), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  stel (Zonhoven), tam: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  tōͅəm (Zonhoven) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelgors gele schrijver: gele schrijver (gew.uitspr.) (Zonhoven), korenvos: koərəvoͅs (Zonhoven), schrijver: emberiza citrinella  sxrɛ̄əvər (Zonhoven) geelgors III-4-1
geelzucht geel verf: gielveͅrəf (Zonhoven), gieͅlveͅrf (Zonhoven), gɛəl vèrəf (Zonhoven) de geelzucht [ZND 01 (1922)] || de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] || geelzucht [ZND 01u (1924)] III-1-2