25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
rommelen (Q001p Zonhoven)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19099 |
geluk |
geluk:
gelök (Q001p Zonhoven),
gəluk (Q001p Zonhoven),
xələk (Q001p Zonhoven)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] || geluk
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
gelukspom:
gelökspòm (Q001p Zonhoven),
geluksvogel:
das ne geleuksvogel (Q001p Zonhoven),
nə gələksvögəl (Q001p Zonhoven),
gelukzak:
gelökzák (Q001p Zonhoven),
gəlukzak (Q001p Zonhoven)
|
geluksvogel || gelukszak, geluksvogel || gelukzak || Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
comfort:
kònfòrt (Q001p Zonhoven),
gemak:
gemao.k (Q001p Zonhoven),
gəmààk (Q001p Zonhoven),
ook ZND 23, 076
gəmōͅok (Q001p Zonhoven),
gəmâk (Q001p Zonhoven)
|
comfort || gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemékkelek (Q001p Zonhoven),
gəmékkələk (Q001p Zonhoven),
ook materiaal znd 23, 77
gəmèkəleͅk (Q001p Zonhoven),
xəmeͅkələk (Q001p Zonhoven)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24850 |
gemalen schors |
zaagmeel:
WLD
zaagmeel (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22441 |
gemaskerd persoon |
gemaskeerde:
gəmaskērdən (Q001p Zonhoven),
maskerade (<fr.):
maskərōͅwət (Q001p Zonhoven),
vastelavondsman:
vasluoͅvənsmān (Q001p Zonhoven),
vəsloəvənsman (Q001p Zonhoven),
vastenavondman:
vastenavondman (Q001p Zonhoven),
verklede:
vərklīdən (Q001p Zonhoven)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] || Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] || Maskeraad (gemaskerd persoon). [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
crapuleus:
krápeleus (Q001p Zonhoven),
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gəmèjən (Q001p Zonhoven),
xəmēn (Q001p Zonhoven),
ordinair:
ór(d)enéér (Q001p Zonhoven),
slecht:
sléecht (Q001p Zonhoven)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] || gemeen, onfatsoenlijk || laag, gemeen || slecht
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeent:
gəmēn⁄t (Q001p Zonhoven),
gəmèjnt (Q001p Zonhoven)
|
gemeente [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentebelasting:
gemeentebelasting (Q001p Zonhoven)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|