e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glazuur wit: wit (Zonhoven) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)] III-1-1
glijbaan reddelberg: Ss. sub *reddelen.  réddelbé.rrech (Zonhoven), schuifaf: schuifaf (Zonhoven, ... ), /  schuifaaf (Zonhoven), schuivaof (Zonhoven), Ss. sub schuiven.  schuivao.f (Zonhoven), sleuraf: Ss. sub sleuren.  sleurao.f (Zonhoven) *Reddelberg: Glijbaan op kermis of speeltuin. || *Schuif-af, glijbaan in speeltuin. || *Sleur-af, glijbaan in speeltuin. || / [SND (2006)] || glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijbies binnenbiesvoering: binnenbiesvoering (Zonhoven) Een reep leer die aan de binnenkant van de schoen van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees, en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven. "De achternaad moet van binnen steeds met een zoogenaamde glijbies voorzien (gedekt) worden, die aan weerszijden van den naad gestikt en aan de kanten ook met de hand aangezet kan worden. Boven reikt deze glijbies tot of onder de stijve kap, onder naait men hem aan weerszijden aan de contrefortvoering vast." (Knöfel I, pag. 177). Zie afb. 22. [N 60, 18c] II-10
glijbies [wld ii.10, p. 26] binnenbiesvoering: binnebiesvoering (Zonhoven) Een reep leer die op dezelfde plaats loopt, maar dan aan de binnenkant van de schoen en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven? (geleibies of glijbies?) Zie tek. 18c. [N 60 (1973)] III-1-3
glijden reddelen: réddele (Zonhoven), sleuren: sl"r`n (Zonhoven), sl"rən (Zonhoven), slø.rən (Zonhoven) *Reddelen: 1. Afrollen, roetsjen. || glijden [ZND 01 (1922)] || hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)] III-1-2, III-3-2
glimlachen greilachen: grîelààchə (Zonhoven), wnt V, 644: greien: krijten, schreien  grījəlaxə (Zonhoven) grijnslachen, monkelen, binnensmonds lachen || hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] III-1-4
glimworm glimworm: glimwurm (Zonhoven, ... ), lichtmade: ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299  lextmāi (Zonhoven), vuurmade: ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299  vy.rmowəj (Zonhoven) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 01 (1922)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
gloeilamp lampoel: De lampoel ès gesprònge: de gloeilamp is stuk Fr. ampoule  lampoel (Zonhoven) gloeilamp III-2-1
gloria gloria (lat.): Gloria (Zonhoven) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gluiperig heimelijk: héəmələk (Zonhoven) gluiperig, geniepig III-1-4