17626 |
glazuur |
wit:
wit (Q001p Zonhoven)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
22376 |
glijbaan |
reddelberg:
Ss. sub *reddelen.
réddelbé.rrech (Q001p Zonhoven),
schuifaf:
schuifaf (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
/
schuifaaf (Q001p Zonhoven),
schuivaof (Q001p Zonhoven),
Ss. sub schuiven.
schuivao.f (Q001p Zonhoven),
sleuraf:
Ss. sub sleuren.
sleurao.f (Q001p Zonhoven)
|
*Reddelberg: Glijbaan op kermis of speeltuin. || *Schuif-af, glijbaan in speeltuin. || *Sleur-af, glijbaan in speeltuin. || / [SND (2006)] || glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30923 |
glijbies |
binnenbiesvoering:
binnenbiesvoering (Q001p Zonhoven)
|
Een reep leer die aan de binnenkant van de schoen van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees, en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven. "De achternaad moet van binnen steeds met een zoogenaamde glijbies voorzien (gedekt) worden, die aan weerszijden van den naad gestikt en aan de kanten ook met de hand aangezet kan worden. Boven reikt deze glijbies tot of onder de stijve kap, onder naait men hem aan weerszijden aan de contrefortvoering vast." (Knöfel I, pag. 177). Zie afb. 22. [N 60, 18c]
II-10
|
18440 |
glijbies [wld ii.10, p. 26] |
binnenbiesvoering:
binnebiesvoering (Q001p Zonhoven)
|
Een reep leer die op dezelfde plaats loopt, maar dan aan de binnenkant van de schoen en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven? (geleibies of glijbies?) Zie tek. 18c. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
17853 |
glijden |
reddelen:
réddele (Q001p Zonhoven),
sleuren:
sl"r`n (Q001p Zonhoven),
sl"rən (Q001p Zonhoven),
slø.rən (Q001p Zonhoven)
|
*Reddelen: 1. Afrollen, roetsjen. || glijden [ZND 01 (1922)] || hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)]
III-1-2, III-3-2
|
18879 |
glimlachen |
greilachen:
grîelààchə (Q001p Zonhoven),
wnt V, 644: greien: krijten, schreien
grījəlaxə (Q001p Zonhoven)
|
grijnslachen, monkelen, binnensmonds lachen || hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
glimwurm (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
lichtmade:
ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299
lextmāi (Q001p Zonhoven),
vuurmade:
ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299
vy.rmowəj (Q001p Zonhoven)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 01 (1922)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
19611 |
gloeilamp |
lampoel:
De lampoel ès gesprònge: de gloeilamp is stuk Fr. ampoule
lampoel (Q001p Zonhoven)
|
gloeilamp
III-2-1
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
Gloria (Q001p Zonhoven)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18956 |
gluiperig |
heimelijk:
héəmələk (Q001p Zonhoven)
|
gluiperig, geniepig
III-1-4
|