e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grappig kluchtig: ook materiaal znd 24, 26  kləxtex (Zonhoven), komiek: kemik (Zonhoven), plezierig: ook materiaal znd 24, 26  pləziəreͅx (Zonhoven), raar: raoër (Zonhoven) grappig [ZND 01 (1922)] || grappig, aardig III-1-4
gras gras: grǭǝs (Zonhoven) De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.] I-3
grasanjer (dianthus plumarius l.) pluimpje: 2x  pluimkes (Zonhoven) grasanjer III-2-1
grasland groes: grūš (Zonhoven) Grasland in het algemeen en ook wel de graslaag of grasmat in het bijzonder. In N 14, 54 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄grond die met gras is begroeid in het algemeen, ook grasland dat niet als weide is aangelegd of als zodanig wordt gebruiktø̄. Volgens een aantal informanten kan groes echter ook ø̄beemdø̄ of ø̄weiø̄ betekenen. [N 14, 54; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; L 19b, 2aI; L 4, 40; A 10, 4; monogr.] I-8
grasmaaimachine maaimachine: mɛ̄mǝšin (Zonhoven) Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
grasmus grasmus: groͅəsmøͅs (Zonhoven), grasvogel: gru:svøgəl (Zonhoven), treet: tre-et (Zonhoven) grasmus [G 04 (1974)] III-4-1
graspieper grasvogeltje: groasveugelke (Zonhoven), piepertje: pieperke (Zonhoven) graspieper III-4-1
grasveld, bleekveld bleek: De waa.s óbbe blee.k lègge: de was op het bleekveld leggen  blee.k (Zonhoven), nòòë de waa.s kömt (d)e blee.k: na het wassen komt het bleken  blee.k (Zonhoven), groes: groes (Zonhoven) bleekveld || het bleken || het grasveld waarop men wasgoed te bleken legt [bleek, dries, groes] [N 90 (1982)] III-2-1
graszode res: rɛs (Zonhoven), ris: res (Zonhoven) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
grauwe klauwier haagekster: haagiekster (Zonhoven) grauwe klauwier III-4-1