25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
grote hoop:
groeten hoep (Q001p Zonhoven),
hoop:
hup (Q001p Zonhoven),
hyp (Q001p Zonhoven)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
groete hostie (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
kogel:
Lb. Id. kogel: "In Zonhoven spelen de kinderen nog met ronde kogelballen, die daar door den bellengieter gegoten worden".
koo.gel (Q001p Zonhoven),
koning:
Z. ook o. knikker, (1). - Vgl. pag. 230: knikker: knikker 1. z.o. klits 1, *klitser-, *klitsen-, kogel 2, koning 2, *maai1, schieter-schieten.
keu.ning (Q001p Zonhoven),
schieter:
Afl. sub schieten.
schīē.ëter (Q001p Zonhoven),
Vgl. maai, klitser.
schiətər (Q001p Zonhoven)
|
Kogel: 2. Schieter in het knikkerspel (dikke, ronde, meestal metalen kogel). || Koning: *2. (Knikkerspel) Schieter: de glazen knikker of stalen kogel waarmee men de knikkers van de tegenpartij uit het perkje of kuiltje trachtte te schieten of de schieter van de tegenpartij trachtte te raken. || Schieter, knikker om mee te schieten. || Schieter: Stenen knikker.
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
dikke kluister:
dikke klöster (Q001p Zonhoven),
klöster, dobbel of dikke (Q001p Zonhoven),
dobbel kluister:
klöster, dobbel of dikke (Q001p Zonhoven),
haaglijster:
hōͅxlɛjstər (Q001p Zonhoven),
kluster:
kløͅstər (Q001p Zonhoven)
|
grote lijster
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote schoonmaak:
groete schoenmaok (Q001p Zonhoven)
|
Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
grosse caisse (fr.):
grosse-caisse (Q001p Zonhoven)
|
een grote trom [trombol] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24857 |
grote weegbree |
ganzentong:
ganzentong (Q001p Zonhoven),
ganzetongen:
ganzetongen (Q001p Zonhoven),
rattenstaart:
rattenstaarten (Q001p Zonhoven),
(Plantago major): wegens de staartvormige bloeiwijze: z. L.J. p. 103-104
rattestért (Q001p Zonhoven),
rattestaart:
ratǝstɛrt (Q001p Zonhoven)
|
grote weegbree || Plantago major L. Zeer algemeen voorkomend onkruid in akkers, tuinen en wegbermen, met breed-eironde, duidelijk generfde bladeren, die in een rozet vanuit de wortel groeien. Bovenaan de rechtopgaande stengel zit een langwerpige groene aar met bruine pluisjes. De plant wordt tot 50 cm hoog en bloeit van mei tot november. Bij de naamgeving worden de grote (of brede) en smalle weegbree (zie het lemma Smalle Weegbree) vaak niet van elkaar onderscheiden. Bij de volgende opgaven werd specifiek verneld dat ze op de grote betrekking hebben. || weegbree (grote)
I-5, III-4-3
|
25234 |
grote wolk |
bonk:
bank (Q001p Zonhoven)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21508 |
grove stem |
grove stem:
ən grōf stəm (Q001p Zonhoven)
|
grove stem [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19082 |
guit |
vlugge, een -:
cf. WNT XXI, kol. 2529 s.v. "vlug (II) - vlugge"3. kwajongen, schalk, guit
vlöch (Q001p Zonhoven),
vlök (Q001p Zonhoven)
|
guit, snaak, rakker, deugniet
III-1-4
|