e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handel commerce (fr.): commerce (Zonhoven) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handelaar commerant (fr.): commercant (Zonhoven) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen commerce (fr.) drijven: commerce drijven (Zonhoven) loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
handig handig: hénnech (Zonhoven), hénnich (Zonhoven), hénnəch (Zonhoven) handig || handig, vlug, vaardig III-1-4
handkar stootkar: stūtkɛ̄r (Zonhoven) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger dien(d)er: dinjǝr (Zonhoven), dinǝr (Zonhoven), main d''oeuvre: manø̄vǝr (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Winterslag, Waterschei]), maneuver: manø̄vǝr (Zonhoven), metserdien(d)er: mɛtsǝrdinǝr (Zonhoven) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] || Niet-geschoolde arbeider die in de mijn meehelpt bij o.a. het vervoer. [N 95, 154] II-5, II-9
handmolen korenmolentje: kow.rǝmø̄lǝkǝ (Zonhoven) Eenvoudige handmolen bestaande uit een koppel molenstenen met kleine spil, zwengel en steenkuip, in sommige gevallen uitgebreid met kaar en maalstoel. De molen werd gebruikt om graan te malen en in voorkomende gevallen ook voor het breken van zaden. De handmolen was in l 159a niet bekend. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N D, 1; N D, 2; JG 1a] II-3
handpalm plat: plat vd hand (Zonhoven) Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)] III-1-1
handrol, tuinrol handwel: há̄.nt[wel] (Zonhoven), handwelletje: há̄.ntwɛlǝkǝ (Zonhoven) Een kleine rol voor gebruik in de tuin of op een klein perceel; deze rol wordt door een persoon voortgetrokken aan een touw dat op twee plaatsen aan het raam bevestigd is, of aan een met het raam verbonden steel met handgreep. Zie de afb. 85 en 86. [JG 1a; N 11A, 186a; A 40, 9f; div.] I-2
handschoen haas: en paar hasen (Zonhoven), ha.s, haa.s (Zonhoven), ha.əs (Zonhoven), hās - ə poər hāsən (Zonhoven), ə pāwər hāsn (Zonhoven), ən hās (Zonhoven), ’n haas (Zonhoven) *h(a)as: handschoen met vingers || een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoen - een paar handschoenen [ZND 01u (1924)] || handschoen - handschoenen [ZND 01 (1922)] III-1-3