21849 |
handel |
commerce (fr.):
commerce (Q001p Zonhoven)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
commerant (fr.):
commercant (Q001p Zonhoven)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
commerce (fr.) drijven:
commerce drijven (Q001p Zonhoven)
|
loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18906 |
handig |
handig:
hénnech (Q001p Zonhoven),
hénnich (Q001p Zonhoven),
hénnəch (Q001p Zonhoven)
|
handig || handig, vlug, vaardig
III-1-4
|
34566 |
handkar |
stootkar:
stūtkɛ̄r (Q001p Zonhoven)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
27222 |
handlanger |
dien(d)er:
dinjǝr (Q001p Zonhoven),
dinǝr (Q001p Zonhoven),
main d''oeuvre:
manø̄vǝr (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Winterslag, Waterschei]),
maneuver:
manø̄vǝr (Q001p Zonhoven),
metserdien(d)er:
mɛtsǝrdinǝr (Q001p Zonhoven)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] || Niet-geschoolde arbeider die in de mijn meehelpt bij o.a. het vervoer. [N 95, 154]
II-5, II-9
|
26685 |
handmolen |
korenmolentje:
kow.rǝmø̄lǝkǝ (Q001p Zonhoven)
|
Eenvoudige handmolen bestaande uit een koppel molenstenen met kleine spil, zwengel en steenkuip, in sommige gevallen uitgebreid met kaar en maalstoel. De molen werd gebruikt om graan te malen en in voorkomende gevallen ook voor het breken van zaden. De handmolen was in l 159a niet bekend. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N D, 1; N D, 2; JG 1a]
II-3
|
17662 |
handpalm |
plat:
plat vd hand (Q001p Zonhoven)
|
Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
32831 |
handrol, tuinrol |
handwel:
há̄.nt[wel] (Q001p Zonhoven),
handwelletje:
há̄.ntwɛlǝkǝ (Q001p Zonhoven)
|
Een kleine rol voor gebruik in de tuin of op een klein perceel; deze rol wordt door een persoon voortgetrokken aan een touw dat op twee plaatsen aan het raam bevestigd is, of aan een met het raam verbonden steel met handgreep. Zie de afb. 85 en 86. [JG 1a; N 11A, 186a; A 40, 9f; div.]
I-2
|
18256 |
handschoen |
haas:
en paar hasen (Q001p Zonhoven),
ha.s, haa.s (Q001p Zonhoven),
ha.əs (Q001p Zonhoven),
hās - ə poər hāsən (Q001p Zonhoven),
ə pāwər hāsn (Q001p Zonhoven),
ən hās (Q001p Zonhoven),
’n haas (Q001p Zonhoven)
|
*h(a)as: handschoen met vingers || een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoen - een paar handschoenen [ZND 01u (1924)] || handschoen - handschoenen [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|