e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krekel krekel: krikəl (Zonhoven), krīkəl (Zonhoven) krekel [ZND 01 (1922)] III-4-2
krentenbrood krentenbrood: krè.n’tebroet (Zonhoven), krentenmik: krè.n’temik (Zonhoven), verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krai̯ntemeͅk (Zonhoven), krentə(brut)meͅk (Zonhoven), kren‧təmek (Zonhoven) krentenbrood [ZND 28 (1938)] || krentenmik III-2-3
kreukel frons: fró.ns (Zonhoven), kreukel: kreukel (Zonhoven), kronkel: krun.kel (Zonhoven), plooi: ploei (Zonhoven) *krunkel: kreuk, verkeerde, valse vouw || frons: fronsel, plooi in kledingstuk e.d. || Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)] || ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)] III-1-3
kreukelen kronkelen: kreunkelt (Zonhoven) zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)] III-1-3
kreunen joengsteren: juŋstərṇ (Zonhoven), krozen: noch in WNT/VD ed. iets te vinden in deze betekenis ("kroes", "kroezen", "kroos", krozen" WBD 1.4 heeft "krozen"(dus maar id.)  krōēzje (Zonhoven) kreunen [ZND 01 (1922)] || kreunen, steunen III-1-4
kreunen van de pijn jongsteren: juŋstərṇ (Zonhoven), kruisen: krūist (Zonhoven), lamenteren: leͅmətērt (Zonhoven) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] || kreunen [ZND 01 (1922)] III-1-2
kreupel zijn lamen (ww.): lō.mǝ (Zonhoven) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kreupelhout onderhout: WLD  onderhout (Zonhoven, ... ) Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)] III-4-3
kribbebijter kribbijter: krøbē̜.tǝr (Zonhoven) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krijgertje spelen nalopertje spelen: Sub nalopertje.  nòòëlōēperke spee.ële (Zonhoven), schattuisen: Zie tuisen I [bep. spel: achter iem. lopen om het eraan te maken; men raakt hem aan en vervolgens moet hij vangen].  šaty(3)̄əsn (Zonhoven), tuisen: tuujəsn (Zonhoven), tuuschen (Zonhoven), Een kinderspel (jouer au coupé).  ty(3)̄sən (Zonhoven), Zie ook: sjattuisen.  ty(3)̄əsn (Zonhoven), vangertje spelen: /  vangerke (Zonhoven), Sub vangertje.  vángerke spee.ële (Zonhoven) *Sjattuisen [bep. spel: achter iem. lopen om het eraan te maken; men raakt hem aan en vervolgens moet hij vangen]. || I. Tuisen: *Bep. spel: achter iem. lopen om het eraan te maken; men raakt hem aan en vervolgens moet hij vangen. || krijgertje [SND (2006)] || Nalopertje spelen, krijgertje spelen. || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Vangertje spelen, krijgertje spelen. || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2