32246 |
kuiper |
kuiper:
kø̜̄pǝr (Q001p Zonhoven)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
20463 |
kuis, ingetogen |
zuiver:
zuiver (Q001p Zonhoven)
|
kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17773 |
kuit |
brade:
brā (Q001p Zonhoven),
browəj (Q001p Zonhoven),
fol:
föl (Q001p Zonhoven)
|
kuit (van een been) [ZND 01 (1922)] || kuit (van het been) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
18545 |
kuitbroek |
culottebroek (<fr.):
Fr. culotte (kniebroek) + Nl. broek.
klótbrók (Q001p Zonhoven)
|
*klotbroek: kniebroek
III-1-3
|
19015 |
kundig |
gecaleerd:
cf. Fr. s.v. "calé"(knap, geleerd)
gekaleeërt (Q001p Zonhoven),
handig:
met lengteteken op de eerste e
hèneͅx (Q001p Zonhoven)
|
kundig [ZND 01 (1922)] || ontwikkeld, kundig, bekwaam
III-1-4
|
19123 |
kunnen |
kunnen:
kònn (Q001p Zonhoven),
kónne (Q001p Zonhoven)
|
kunnen
III-1-4
|
32624 |
kunstmest |
vette(n):
vędjnj (Q001p Zonhoven),
vreemde vette(n):
vrīǝmdǝ vętjnj (Q001p Zonhoven)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
houwen:
hōn (Q001p Zonhoven
[(gooien)]
)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
34509 |
kunstmoeder |
kunstmoeder:
kønstmui̯ǝr (Q001p Zonhoven),
kønstmūi̯ǝr (Q001p Zonhoven),
stoofje:
stø̄.fkǝ (Q001p Zonhoven)
|
Het deel van de broedmachine waarin de kuikens opgefokt worden en dat hun de nodige warmte verschaft. [JG 1a; monogr.]
I-12
|
19763 |
kurkentrekker |
stoppentrekker:
stóppentrèkker (Q001p Zonhoven)
|
kurkentrekker
III-2-1
|