| 18933 |
last, moeilijkheid |
leed:
liet (Q001p Zonhoven)
|
moeite, last, moeilijkheden, berouw, verdriet
III-1-4
|
| 18980 |
laster |
kwaadtongerei:
ook materiaal znd 30, 01
kowəjtoŋərɛj (Q001p Zonhoven)
|
laster [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 19297 |
lastig (werken) |
ambetant:
abbətánt (Q001p Zonhoven),
lastig:
léstech (Q001p Zonhoven),
léstich (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
ook materiaal znd 30, 02
lēsteͅx (Q001p Zonhoven),
leͅstex (Q001p Zonhoven)
|
ambetant || lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 19031 |
lastig kind |
krenksel van een jong:
krè.nksel van e jò.nk (Q001p Zonhoven),
lastig kind:
léstich kè.nt (Q001p Zonhoven),
léstich kènt (Q001p Zonhoven)
|
lastig kind || lastig kind e.d.
III-1-4
|
| 30234 |
latei |
slaghout:
slaxǫt (Q001p Zonhoven)
|
Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.]
II-9
|
| 17814 |
laten |
laten:
loatən (Q001p Zonhoven),
lowətən (Q001p Zonhoven),
loətən (Q001p Zonhoven),
luoͅtṇ (Q001p Zonhoven)
|
laten [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
| 23752 |
laten wijden |
inzegenen:
enzegenen (Q001p Zonhoven),
laten wijden:
laoten weien (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
wijden:
wijjen (Q001p Zonhoven),
zegenen:
zegenen (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20102 |
laurierboompje |
laurier:
lerīēër (Q001p Zonhoven),
loorīēër (Q001p Zonhoven)
|
laurier
III-2-1
|
| 24990 |
lauw |
lauw:
lao watter (Q001p Zonhoven),
luo wawətər (Q001p Zonhoven)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
| 25036 |
lawaai maken |
laweit maken:
leweit maken (Q001p Zonhoven)
|
lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|