e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oneven, niet door twee deelbaar oneven: oneven (Zonhoven) niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] III-4-4
ongebluste kalk klotkalk: klotkalǝk (Zonhoven) Gebrande kalk die nog niet met water is aangelengd. Schelpkalk, steenkalk en mergelkalk zijn verschillende soorten ongebluste kalk. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. De term 'kluitkalk' wordt gebruikt voor Luikse kalk die als grondstof de Belgische hardsteen heeft (Zwiers I, pag. 591). [N 30, 29a; monogr.] II-9
ongedierte, algemeen ongedierte: oͅngɛdīrtə (Zonhoven) ongedierte [ZND 40 (1942)] III-4-2
ongehuwd samenleven aanhouden: aanhouden met iemand (bèt aa.ner vroolie)  ao.ën(h)aage (Zonhoven), bijeen zitten: bieë zitte (Zonhoven), zitten bijeen (Zonhoven), bijzitten: biezitten (Zonhoven), koteren: keuteren (koteren)  keu.tere (Zonhoven) buitenechtelijke betrekkingen onderhouden || een buitenechtelijke relatie hebben || een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
ongehuwde moeder haagweef: cf. Vd s.v. `weef"(gew.) weduwe  haochweeëf (Zonhoven), stoppelweef: cf. VD s.v. "stoppelweduwe"(gew.) ongehuwde moeder  stóppelweeëf (Zonhoven) ongehuwde moeder III-2-2
ongelovige ongelovige: ongeluvige (Zonhoven) Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)] III-3-3
ongeluk accident: accident (Zonhoven), ongeluk: ongeluk (Zonhoven) Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (ongeluk, ongeval, accident, malheur, paret). [N 107 (2001)] III-1-2
ongeordende hoeveelheid, chaos bataklang: partəklaŋ (Zonhoven, ... ), bazaar: bazār (Zonhoven, ... ), boel: boel (Zonhoven), bul: bul (Zonhoven, ... ), nest: nest (Zonhoven, ... ), santeboetiek: santəpətek (Zonhoven, ... ), warboel: warboel (Zonhoven) boel [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)], [ZND 33 (1940)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)] III-4-4
ongeschikt derf: dęrf (Zonhoven) Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.] II-1
ongewijde aarde ongewijde grond: ongewijde grond (Zonhoven, ... ) Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)] III-3-3