25064 |
oneven, niet door twee deelbaar |
oneven:
oneven (Q001p Zonhoven)
|
niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30020 |
ongebluste kalk |
klotkalk:
klotkalǝk (Q001p Zonhoven)
|
Gebrande kalk die nog niet met water is aangelengd. Schelpkalk, steenkalk en mergelkalk zijn verschillende soorten ongebluste kalk. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. De term 'kluitkalk' wordt gebruikt voor Luikse kalk die als grondstof de Belgische hardsteen heeft (Zwiers I, pag. 591). [N 30, 29a; monogr.]
II-9
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
ongedierte:
oͅngɛdīrtə (Q001p Zonhoven)
|
ongedierte [ZND 40 (1942)]
III-4-2
|
20382 |
ongehuwd samenleven |
aanhouden:
aanhouden met iemand (bèt aa.ner vroolie)
ao.ën(h)aage (Q001p Zonhoven),
bijeen zitten:
bieë zitte (Q001p Zonhoven),
zitten bijeen (Q001p Zonhoven),
bijzitten:
biezitten (Q001p Zonhoven),
koteren:
keuteren (koteren)
keu.tere (Q001p Zonhoven)
|
buitenechtelijke betrekkingen onderhouden || een buitenechtelijke relatie hebben || een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20337 |
ongehuwde moeder |
haagweef:
cf. Vd s.v. `weef"(gew.) weduwe
haochweeëf (Q001p Zonhoven),
stoppelweef:
cf. VD s.v. "stoppelweduwe"(gew.) ongehuwde moeder
stóppelweeëf (Q001p Zonhoven)
|
ongehuwde moeder
III-2-2
|
23246 |
ongelovige |
ongelovige:
ongeluvige (Q001p Zonhoven)
|
Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18130 |
ongeluk |
accident:
accident (Q001p Zonhoven),
ongeluk:
ongeluk (Q001p Zonhoven)
|
Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (ongeluk, ongeval, accident, malheur, paret). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
bataklang:
partəklaŋ (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
bazaar:
bazār (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
boel:
boel (Q001p Zonhoven),
bul:
bul (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
nest:
nest (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
santeboetiek:
santəpətek (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
warboel:
warboel (Q001p Zonhoven)
|
boel [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)], [ZND 33 (1940)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25565 |
ongeschikt |
derf:
dęrf (Q001p Zonhoven)
|
Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.]
II-1
|
23486 |
ongewijde aarde |
ongewijde grond:
ongewijde grond (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|