23790 |
palmprocessie |
palmprocessie (<lat.):
palmpercessen (Q001p Zonhoven)
|
De processie die op Palmzondag gehouden wordt, palmprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23789 |
palmtakje |
palmtakje:
palmtekske (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)] || Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmwijden:
palmwijen (Q001p Zonhoven)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmzondag:
palmzondag (Q001p Zonhoven)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32736 |
pand, bed |
bed:
będjnj (Q001p Zonhoven),
będn (Q001p Zonhoven),
bęt (Q001p Zonhoven
[(tweemaal een pand = vijf m)]
),
pand:
pa.nt (Q001p Zonhoven
[(tien tot twaalf voren)]
),
pān (Q001p Zonhoven),
pandje:
de volgende opgaven zijn meervoud
pɛntjǝns (Q001p Zonhoven)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
30283 |
paneel |
paneel:
panilj (Q001p Zonhoven)
|
Bij een deur het houten vlak dat door stijlen en regels wordt omlijst. [N 55, 26f; monogr.]
II-9
|
20841 |
paneermeel |
chapelure (fr.):
Fr. chapelure
sjapelūū.ër (Q001p Zonhoven),
schapelËË.ër ónner ¯t gemao.ële d؉.ën"paneermeel onder het gehakt mengen
schapelūū.ër (Q001p Zonhoven)
|
paneermeel
III-2-3
|
20700 |
pannenkoek |
pannenkoek:
pannekòk (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
panəkoͅk (Q001p Zonhoven)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
30474 |
pannenstrijker |
voegijzer:
vūx˱ęjzǝr (Q001p Zonhoven)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
nijptang:
nęjptaŋ (Q001p Zonhoven),
pitstang:
pets`taŋ (Q001p Zonhoven)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|