33033 |
pikkeling, zwad met een slag afgepikt |
gezwad:
gǝzwāt (Q001p Zonhoven),
slag:
slǭx (Q001p Zonhoven)
|
Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c]
I-4
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
pilaar (Q001p Zonhoven),
pilèr (Q001p Zonhoven)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17670 |
pink |
pink:
pink (Q001p Zonhoven)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pink (pinkel, pinker), kleine vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
22365 |
pinkelen |
pinkelen:
peͅŋkələ (Q001p Zonhoven),
pinkelen (Q001p Zonhoven),
Niet meer gespeeld.
peŋkələ (Q001p Zonhoven)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
pijl:
päil (Q001p Zonhoven),
pinkel:
penkəl (Q001p Zonhoven),
pinkel (Q001p Zonhoven)
|
Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
pexeen (Q001p Zonhoven),
sinksen:
sengsə (Q001p Zonhoven)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)] || Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26554 |
pinnen |
pinnen:
penǝ (Q001p Zonhoven)
|
Het leer door middel van houten pennen machinaal of met de hand bevestigen. [N 60, 148a]
II-10
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pikken:
pekə (Q001p Zonhoven),
pik (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] || II. Pik: 4. Stok met ijzeren pin om de ijsstoel vooruit te duwen. || Pik1: *3. Prikstok, stok met ijzeren punt, gehanteerd bij de prikslee.
III-3-2
|
20060 |
pioen |
balroos:
balroeze (Q001p Zonhoven),
pinksterbloem:
-
pinksterbloem (Q001p Zonhoven),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pinksterbloem (Q001p Zonhoven),
pioen:
-
pioen (Q001p Zonhoven),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pioen (Q001p Zonhoven),
pondroos:
-
pondroos (Q001p Zonhoven),
etym. (e.d.), zie boek
pó.ntrōē.ës (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pontroeəs (Q001p Zonhoven),
stinkbloem:
-
stinkbloem (Q001p Zonhoven),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
stinkbloem (Q001p Zonhoven)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
stekelvarken:
stīkəlvɛrəkə (Q001p Zonhoven),
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
stekelvarken (Q001p Zonhoven)
|
keldermot || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|