e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plank klikplank: klekplá.ŋk (Zonhoven), plank: plaŋk (Zonhoven) In het algemeen een stuk hout waarvan de breedte groter is dan de dikte en de lengte groter dan de breedte. Bij de timmerman heeft het woord plank daarnaast ook nog een meer specifieke betekenis. Het is doorgaans een geschaafd en van messing en groef voorzien stuk hout, dat vaak nog een bepaalde afmeting heeft, namelijk in de breedte tussen 10 en 17.5 cm (4 en 7 duim) en in de dikte tussen 2 en 2.5 cm (0.75 en 1 duim) (Van de Watering, pag. 13). Zoɛn zijdelingse groef in vloerplanken werd in Meeswijk (L 424) en Valkenburg (Q 101) een klik (klek) genoemd. Een ɛdeelɛ is een in de lengte uit een boomstam gezaagd, plat stuk hout, dat nog niet geschaafd is.' [N 50, 73k; N 50, 74b; L 33, 22; L 40, 56; monogr.] II-12
plankmis over de wet: tezøvər ə wet (Zonhoven) In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)] III-3-2
plant (alg.) plant: plant (Zonhoven) plant III-4-3
plantenstek scheut: WLD  ne scheut (Zonhoven, ... ) Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)] III-4-3
plassen (met water) smodderen: smodderen (Zonhoven) In het water plassen, met water knoeien (smossen, knoddelen). [N 109 (2001)] III-1-2
plateauwagen wagel: wāgǝl (Zonhoven) Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.] I-13
platte kant bovenkant: bǫavǝkant (Zonhoven) De lange brede zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17a; N 98, 172; monogr.] II-8
platte rasp platte rasp: platte rasp (Zonhoven) Rasp met platte vlakken. Zie afb. 55. [N 60, 118c] II-10
plattebuiskachel leuvense stoof: leuvese stoof (Zonhoven), Aachter de (aachtere) leuvese ligge: achter de plattebuiskachel liggen (d.i. veel aan de (leuvense) kachel vertoeven)  leuvese stoof (Zonhoven), stoof: stōf (Zonhoven), De stoof ao.ënd؉.ën: de kachel aanmaken Ich mòt ¯ns nòòë de stoof kȉ.ke: ik moet eens naar de kachel kijken. (d.i. nazien of zij goed brandt)  stoof (Zonhoven) een Leuvense stoof || een plattebuiskachel || kachel met platte pijp waarop wordt gekookt || lange kookkachel, met langwerpige platte buis en zichtbaren pot [ZND 23 (1937)] III-2-1
plechtig plechtig: plechtig (Zonhoven) Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)] III-3-3