e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betonmolen betonmolen: [beton]mø̄lǝ (Zonhoven) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9
betonzand scherpe zand: sxɛrpǝ zant (Zonhoven) Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48] II-9
betrappen betrappen: betrappen (Zonhoven), traperen (<fr.): trapērn (Zonhoven) betrappen [ZND 32 (1939)] || een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) overlommeren: de lócht euverloo.mert (Zonhoven), overtrekken: overtrokken (Zonhoven) de lucht betrekt || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
betten van een wonde baden: bēͅn (Zonhoven) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
beugelen beugelen: beugelen (Zonhoven) het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven] [N 112 (2006)] III-3-2
beugelring beugel: beugel (Zonhoven) de ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring] [N 112 (2006)] III-3-2
beuk beuk: etym. (e.d.), zie boek  beu.k (Zonhoven), beukelenboom: bòggeleboem (Zonhoven), gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  bogləbum (Zonhoven), beukenboom: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  beͅkəbum (Zonhoven) beuk || beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] || beukenboom III-4-3
beukenhaag beukelenhaag: bòggelehaoch (Zonhoven) beukenhaag III-4-3
beukennootje beukel: bogəl (Zonhoven), bo‧Gəl (Zonhoven), bòggel (Zonhoven), beukennoot: bøkkənnøtən (Zonhoven) beukennoot || beukenootje [ZND 01u (1924)] III-4-3